De korte film is booming! Nu het grote publiek nog...

Waarom de korte film zoveel meer is dan alleen een noodzakelijk opstapje.

Geplaatst op 28 juni 2017

Waar het tien jaar geleden nog belabberd gesteld was met de Nederlandse korte film, ziet dat er anno 2017 een stuk rooskleuriger uit. Er liggen echter nog genoeg onbenutte kansen die de shorts naar een hoger level kunnen tillen. We spraken erover met Kirsten Ruber (directeur Go Short – International Short Film Festival Nijmegen), regisseur Steven Wouterlood (Alles mag, Koningsdag) en Wouter Jansen (Go Short-programmeur en oprichter van Some Shorts).

“De korte film is vandaag de dag veel meer dan alleen een noodzakelijk opstapje naar de feature film.”

Ondergeschoven kindje

De woorden ‘korte film’ en ‘ondergeschoven kindje’: typ ze in op Google en je ziet meteen hoe onlosmakelijk ze met elkaar verbonden zijn. Waar de korte film voor de jaren vijftig van de vorige eeuw nog een glorietijd in bioscopen beleefde, kreeg het in de jaren erna steeds meer te maken met de concurrentie van de lange speelfilm. En daar was commercieel simpelweg niet tegen op te boksen. De aandacht voor de korte film bleef hierdoor een lange tijd gering en werd onder veel jonge makers vooral beschouwd als een verplicht nummer in de opmaat naar een feature film. Wat de kwaliteit van de producties niet altijd ten goede kwam.

Momenteel lijken shorts echter op verschillende belangrijke fronten een aanzienlijke inhaalslag te maken. “Als ik kijk naar zo’n tien jaar geleden, de periode waarin we met Go Short begonnen, was het echt beroerd gesteld met de korte film”, vertelt Go Short-directeur Kirsten Ruber. “Maar dat ligt nu heel anders. De korte film is populair en het aantal initiatieven om de producties een platform te bieden en makers te stimuleren neemt toe. Het programma op ons festival wordt bovendien steeds groter en ook de bezoekersaantallen groeiden de afgelopen paar jaar fors. Ik ben wat dat aangaat heel positief over de staat van de korte film.”

Inhaalslag

Dat gevoel deelt ook Go Short-programmeur Wouter Jansen. Naast zijn werk voor het filmfestival helpt hij met zijn succesvolle initiatief Some Shorts regisseurs en producenten om hun korte films internationaal op de kaart te zetten. “Naast de toegenomen aandacht bij filmhuizen en festivals zie ik bijvoorbeeld ook de realiseringsbijdrage vanuit het Filmfonds als een belangrijke stap. Dat potje is er sinds drie jaar en onderkent wat mij betreft het belang om makers meer vrijheid te bieden in het realiseren van een succesvolle korte film. Waar je je voor een NTR Kort-productie aan allerlei regels moet houden, laat het Filmfonds bijvoorbeeld het criterium voor de lengte los. En dat is echt een goede ontwikkeling die wat mij betreft de toegenomen erkenning voor de shorts illustreert.”

Ook een belangrijke ontwikkeling volgens Ruber en Jansen is de beleving onder jonge makers. “Korte films werden voorheen vooral gemaakt omdat ze gemaakt móesten worden. Maar de korte film is vandaag de dag veel meer dan alleen een moetje”, aldus Wouter Jansen. “Het blijft natuurlijk een belangrijke stap in de richting van een speelfilm, maar makers nemen die stap veel serieuzer. Ze zien dat de films op steeds meer festivals draaien en veel kunnen betekenen voor hun imago. En dat maakt dat ze de korte film als volwaardig zijn gaan zien, veel meer dan alleen een noodzakelijk opstapje.”

“De korte film is vandaag de dag veel meer dan alleen een moetje.”

Vak op zich

Regisseur Steven Wouterlood herkent zich daarin. Hij won met zijn eerste televisiefilm, de short Alles mag, diverse internationale prijzen. Waaronder een Emmy Kids Award en een TIFF Kids Award in Toronto. En ook zijn korte film Koningsdag was een groot succes: bekroond met prijzen in onder andere de VS en India én wederom een TIFF Kids Award. “De korte film zag ik zeker als een opstap naar langer werk”, vertelt hij. “Je moet na je afstuderen immers meters maken, het vertrouwen winnen van fondsen, producenten en omroepen, en erachter komen waar je kracht ligt en wat je wilt vertellen. Tegelijk zie ik het maken van een korte film echt als een vak op zich en het is een grote uitdaging voor makers. Zelfs voor de zeer ervaren regisseurs en scenaristen.”

De regisseur reisde met zijn korte films de wereld over en kon met eigen ogen zien hoe filmfestivals de korte films omarmen. “Het was echt geweldig om mee te maken hoe de films de mensen raken, in allerlei culturen. Ik kwam in landen als Japan, Qatar, India, Canada en de VS en zag bijvoorbeeld hoe universeel de thema’s in mijn films eigenlijk waren. Het was overweldigend en waardevol om na afloop met de zaal in gesprek te gaan en te merken wat de films met het publiek deden. De korte films hebben voor mij veel deuren geopend, maar ik heb ook beleefd hoe belangrijk de korte film wereldwijd is. Hoewel ik nu vooral bezig ben met langere projecten, heb ik ook ideeën voor shorts en hoop ik er zeker weer één te maken.”

Stijgende kwaliteit

Dat makers de shorts steeds meer als volwaardig zien, heeft volgens Kirsten Ruber als belangrijk bijeffect dat de kwaliteit aanzien is verbeterd. “Vooral in de categorie fictie zag je voorheen dat veel korte films uit balans waren; makers dachten nog teveel vanuit de speelfilm. De shorts van nu zijn wat dat betreft veel beter gefundeerd en onderscheiden zich meer. En dat wordt internationaal opgemerkt.” Waar Nederlandse films eerder matig in de selecties van buitenlandse filmfestivals voorkwamen, dingen ze nu steeds vaker mee in topcompetities. “Een mooi recentelijk voorbeeld is Ena Sendijarevic’ film Import die vorig jaar in première ging in Cannes”, aldus Ruber. “Bovendien zorgt de verbeterde kwaliteit ervoor dat buitenlandse programmeurs steeds vaker naar Nederland komen om talent te scouten!”

Veel mooie ontwikkelingen voor de korte film dus. Tegelijk blijft het een uitdaging om shorts aan een groot publiek te verbinden. “Het blijft ondanks de toegenomen interesse vanuit festivals en filmhuizen vechten en overtuigen”, zegt Wouter Jansen. “Ik kan wat dat betreft jaloers kijken naar landen als Frankrijk en Duitsland waar de korte film cultuur veel groter is. Bioscopen krijgen daar geld van de overheid om korte films te draaien voor een lange film. Dit soort dingen zie ik in Nederland niet snel gebeuren. Distributeurs hebben het al niet makkelijk en ook voor de bioscopen is het commercieel niet aantrekkelijk. Die partijen zouden het de tijd moeten willen geven om een steeds groter publiek te trekken.”

Kansen

Ook Kirsten Ruber benoemt dat er op dat vlak nog een lange weg te gaan is. “Er zou vanuit alle hoeken, dus filmtheaters, distributeurs, fondsen, maar ook pers en omroepen meer lef getoond kunnen worden. Het grote publiek is echt niet zo moeilijk. Als de korte film meer en beter wordt aangeboden, door media meer wordt gepromoot en door omroepen op betere tijdstippen wordt getoond, komt dat grotere publiek wel. Maar je moet er écht voor gaan staan. De korte film levert commercieel misschien niet direct iets op, maar draagt wel in belangrijke mate bij aan het Nederlands filmklimaat. Het zou mooi zijn als iedereen verder kijkt dan alleen de opbrengsten op korte termijn.”

Een belangrijke stimulerende partij zou wat Wouter Jansen betreft Netflix kunnen zijn. Daarnaast ziet hij veel mogelijkheden op online gebied. “Ik nam onlangs met collega’s in Lissabon deel aan een talk over de toekomst van de korte film. De kansen voor een groter publiek buiten de festivals om, liggen vooral online. De vraag is alleen hoe je voorkomt dat festivals een film niet meer willen programmeren, omdat hij al op het web te zien is. Je zou in dat opzicht een voorbeeld kunnen nemen aan het afgesloten kanalen zoals die van De Correspondent. Of zorgen dat je film rondom festivals niet online beschikbaar is.” Steven Wouterlood voegt daaraan toe: “Er liggen misschien ook kansen bij vliegtuigmaatschappijen! Als ik in een vliegtuig naar het filmaanbod kijk, denk ik vaak: waarom zitten daar geen shorts tussen? Het zou toch leuk zijn om een uur voor de landing nog een mooie korte film te kunnen kijken in plaats van een lange film voor de helft te zien.”

Hoewel Jansen en Ruber ruimte en kansen ter verbetering zien wat betreft het publieksbereik, beseffen ze tegelijkertijd dat de korte film een bijzondere positie inneemt. En dat altijd zal blijven doen. “De korte film bereikt nooit dezelfde status als de speelfilm. En dat kan ook niet”, aldus Ruber. Het ‘succes’ van de shorts zien zij en haar Go Short-collega dan ook niet als een zwart-witverhaal. “Je zou ook kunnen zeggen dat de korte film juist door die kleinere zichtbaarheid heel bijzonder blijft. En dat het z’n duurzame en sterke karakter heeft, omdat het minder of zelfs niet afhankelijk is van een economie.” Jansen voegt daaraan toe: “De uitdagende positie heeft ook tot gevolg dat juist daardoor alle betrokkenen er vol voor gaan. Als het allemaal zo makkelijk zou zijn, gaat de magie er misschien ook een beetje van af…” Maar dat neemt volgens hem en Ruber niet weg dat een filmmaker het publiek moet kunnen bereiken dat hij of zij wil. “En daar ook alle kansen voor krijgt”, aldus Ruber.

“De korte film levert commercieel misschien niet direct iets op, maar draagt wel in belangrijke mate bij aan het Nederlands filmklimaat.”