Martijn Winkler is, als expert op het gebied van Digital Storytelling, altijd op zoek naar nieuwe, grensverleggende manieren om verhalen te vertellen. Hij houdt de technische ontwikkelingen dan ook nauwlettend in de gaten en geniet van elk nieuw medium. We spraken met hem over de kansen en ontwikkelingen naar de toekomst toe.
“Pas als de techniek een beetje saai is geworden, kunnen de storytellers er mooie dingen mee doen.”
Martijn, kun je jezelf even voorstellen?
“Ik ben Martijn Winkler, geboren in 1978 in Nijmegen (maar heb daar nooit gewoond, ik ben nu vooral Amsterdammer). Ik heb verschillende studies gedaan, van Geneeskunde en Media & Cultuur aan de UvA, tot Regie Fictie aan de Nederlandse Filmacademie. Sinds mijn afstuderen in 2003 heb ik meerdere jaren als freelance regisseur gewerkt voor televisie en commercials, en al gauw – samen met de opkomst van het breedband internet – kwam daar een specialisatie bij voor online/digital storytelling. Via nieuwe kanalen een publiek bereiken én betrekken bij mijn verhalen, dat sprak mij direct al aan.”
“In 2007 werd ik creatief directeur van een creatief communicatiebureau in Amsterdam, Moodfactory, waar we voor klanten als Rabobank en Belastingdienst grote interactieve campagnes maakten, en in 2012 richtte ik mijn eigen bedrijf op, het creatieve bureau VERTOV, gespecialiseerd in digital storytelling. Aan de ene kant maken we commercieel werk, van prijswinnende virals tot social media campagnes voor grotere merken als Rituals, ANWB en Tumblr; aan de andere kant initiëren we vrij werk i.s.m. omroepen of middels andere bronnen van financiering, zoals recentelijk de korte film #tagged die op diverse gerenommeerde filmfestivals wereldwijd geselecteerd is.”
“Een goed verhaal, dat staat centraal in al ons werk, welk medium of welke vorm we ook gebruiken. Momenteel werken we aan verschillende projecten, waaronder EYEWITNESSES, een webdocumentaire over onbekende maar invloedrijke personen die de 20e eeuw (mede) gevormd hebben, en TRUMAN 2.0, een herijking van The Truman Show naar maatstaven van 2017.
Daarnaast ben ik voorzitter van de Dutch Directors Guild (DDG), de belangenvereniging voor audiovisuele regisseurs in Nederland, gastspreker bij diverse universiteiten en academies over digital storytelling en verschijnt mijn debuutroman Wees! In 2018 bij uitgeverij Atlas Contact.”
Waar geniet jij keer op keer van bij jouw vak? En waarom?
“Het mooie aan regie en productie (mijn belangrijkste taken bij de meeste projecten) is dat je bij alle facetten van de productie betrokken bent. Niets zo mooi als meemaken dat het geheel meer wordt dan de som der delen. Dat is ook de kunst natuurlijk; om van al die verschillende mensen, ideeën, processen en situaties toch één geheel te maken. Met name in de postproductie is het de kick om te merken dat het inderdaad zo goed uitpakt (of de horror als dat niet zo is).”
Wat is jouw motivatie geweest om dat te doen wat je nu doet?
“Sinds ik me kan herinneren schrijf en vertel ik verhalen. Het plezier om te ontsnappen in mijn fantasie, gekoppeld aan de spanning om het aan een publiek over te brengen, ze deelgenoot te maken van mijn verzinsels, werkt verslavend. Elk nieuw medium of nieuwe techniek die langskwam, greep ik met beide handen aan om dat verhaalvertellen op andere manieren ook toe te passen. De videocamera, en later het internet, waren zeer invloedrijke technische ontwikkelingen voor mij.”
Stel je krijgt de kans je ‘jongere ik’ zelf advies te geven, wat zou dat zijn?
“Zeg vaker ja tegen wat je denkt nog niet te kunnen, en nee tegen wat je weet al wél te kunnen. Oftewel: probeer iets nieuws vlak voordat je er eigenlijk aan toe bent, spring in het diepe, in plaats van vast te houden aan dat wat je al weet en kan.”
Welke prestatie heeft jou het meest trots gemaakt?
“Tja, dat is eigenlijk altijd het laatste wat ik heb gedaan. In dit geval de korte film #tagged die zeer experimenteel in vorm en vertelling is, waar veel mensen vooraf zeiden: ‘dat kan niet, dat werkt niet, het publiek zit er niet op te wachten.’ Ondanks alles hebben we de film toch gemaakt, en nu blijkt: het kan wel, het werkt wel, het publiek zit er wel op te wachten.”
Zijn er ontwikkelingen waar je naar uit kijkt?
“Ik kijk uit naar elke (technologische) ontwikkeling eigenlijk, althans naar het democratiseren ervan, het goedkoper worden ervan. Omdat pas als techniek een beetje saai is geworden, de storytellers er mooie dingen mee kunnen doen. En het publiek er klaar voor is. Zo zie ik langzaamaan VR eindelijk wat meer mainstream worden en ben ik benieuwd naar de artistieke, verdiepende films die ermee gemaakt gaan worden.”
Welke uitdagingen of kansen zie jij in de Euregio?
“Ik zie altijd kansen, en in dit geval: in een online arena waar er zoveel generieke content is, zoveel films geüpload worden, is het misschien moeilijk om op te vallen. Juist in zo’n context zijn films/verhalen met een eigen signatuur, met iets unieks, met een heritage, iets dat de rest van de wereld niet heeft of kent, zeer waardevol. Think global, act local, heet dat. De regio, de eigen verhalen om je heen, juist dat is je kracht om breder op te vallen. Ik zou dus zeggen: verras me met verhalen en invalshoeken die ik – in Amsterdam, en in de rest van de wereld – niet ken en nooit zou kunnen bedenken. Die willen we graag zien!”
Op welke gebieden zie jij nog mogelijkheden tot verbetering met betrekking tot het maken van films in de Euregio?
“Het valt me op dat ondanks het grensoverschrijdend karakter van internet, er toch weinig samenwerkingen zijn tussen makers van diverse regio’s. Althans minder dan zou kunnen. Ik zou willen dat we wat meer over onze grenzen van denken stappen, en elkaar stimuleren om talenten van diverse regio’s te bundelen – zonder daarmee het unieke van de regio te verliezen, mind you. Kijk naar de kracht van Scandinavische film (en televisie): drie verschillende landen en talen, en door samenwerking een zeer krachtige aanwezigheid in internationale filmlandschap. Dat zou de Euregio toch ook moeten kunnen? Dat ligt bij gezamenlijke en samenwerkende fondsen, maar ook expliciet bij makers uit de verschillende regio’s, die elkaar moeten durven opzoeken en elkaars bijzondere, lokale projecten moeten stimuleren. Buiten de comfort zone stappen dus, in plaats van blijven doen wat ze al kennen. Samenwerken op afstand is immers nog nooit zo makkelijk geweest, technisch gezien. Nu inhoudelijk nog.”