Denk je aan het uiterlijk van een film, dan kom je vaak uit bij de regisseur of cameraman. Misschien logisch omdat zij hun eigen visie uitwerken, maar intussen lopen er nog veel meer mensen op een set rond die meehelpen aan het totaalplaatje. De gaffer bijvoorbeeld, hoofd van de belichting. We spreken met Luuk Zonnenberg over zijn werk.
“Dat specifieke shot was eigenlijk gedoemd om niet heel mooi te worden.”
Gaffer
Zonnenberg studeerde in 2001 af aan de Filmacademie. In de richting Camera en Licht was hij klasgenoot van onder meer Rolf Dekens en Lennert Hillege, cameramannen waar hij nog steeds regelmatig mee samenwerkt. “Als we met elkaar op een set staan, zijn er vaak geen woorden meer nodig. We kennen elkaar goed en weten precies wie welke verantwoordelijkheid heeft. Dat werkt heel fijn. Als iedereen op een set z’n zegje moet doen, kan dat weer ten koste gaan van de concentratie bij de acteurs.”
Zonnenberg legt uit hoe het werk van een gaffer eruit ziet. “Alles begint met een gesprek tussen jou en de cameraman. Hij heeft dan al met de regisseur besproken wat er qua stijl en sfeer moet gebeuren en doet dat vervolgens zelf met de gaffer. Naarmate je verder in een productie zit, wordt het steeds concreter, zoals met locatiebezoeken. Overwegingen qua licht zijn dan ook soms puur logistiek. Als je bijvoorbeeld op een plek komt met een heel groot raam, kun je wel doen alsof dat er niet zit, maar het kan ook fijn zijn om dat juist te gebruiken. Filmmaken is al moeilijk genoeg, dus is het soms ook wel goed om het jezelf op die manier makkelijker te maken. Uiteindelijk kun je duizend verschillende keuzes maken. Welke filters wil je? Moet er hard of zacht licht komen? Ga je voor ‘high key’ of wordt het een hele stemmige film met acteurs die zich door schaduwen heen bewegen?”
Op de set wordt vervolgens duidelijk hoe iedereen een radertje van het geheel is. “Je probeert een heel circus op gang te brengen”, legt Zonnenberg uit. “Als gaffer heb je meestal een best boy, je eerste assistent die de rest van de belichting aanstuurt en de kabels neerlegt. Eerst wordt vaak de logistiek van lampen geregeld. Als die opzet eenmaal gedaan is, wordt de belichting steeds verder gefinetuned.”
Liever Lelijk?
Dat is niet altijd even makkelijk. Zonnenberg vertelt hoe hij een aantal jaar geleden voor een onaangename verrassing kwam te staan. “We draaiden in een hotelgang, een rijdend shot met alle kamerdeuren dicht. Omdat je de hele gang zag, kon je geen tegenlicht plaatsen of iets in het plafond verstoppen. We moesten het doen met hele harde spotjes in het plafond. Dat specifieke shot was eigenlijk gedoemd om niet heel mooi te worden. Achteraf gezien had dat misschien bij het locatiebezoek afgekeurd moeten worden.”
In een interview naar aanleiding van Komt een Vrouw bij de Dokter, vertelde vriend en collega Lennert Hillege dat hij graag een lelijk shot draaide, zolang de film er maar beter van werd. “Ja, dat snap ik inderdaad wel”, reageert Zonnenberg. “Maar er is natuurlijk een verschil tussen kiezen voor iets lelijks en echte incompetentie. Denk aan een groep mensen die verkeerd is uitgelicht zodat één persoon in de slagschaduw van een ander staat. Dat is dan in feite het bewijs dat je er op een set niet uit bent gekomen. Maar als het een bewuste keuze is geweest en je bijvoorbeeld die blokkerende persoon op het juiste moment uit de lamp laat stappen, kan het fantastisch zijn. Ik vind het heel fijn als ik zulke keuzes voel in een film. Dat de regisseur me tien stappen voor is en je zo als het ware in goede handen bent.”
Voorbeelden
Zonnenberg haalt The Godfather aan als een klassiek voorbeeld van sterke belichting. “Gordon Willis werkte veel met negatief licht, zoals schaduwen en zwarte elementen. Heel naturalistisch ook. Maar wat ik van de laatste jaren heel goed vond, was Prisoners. Alles was daarin constant precies goed, een volmaakte belichting. The Silence of the Lambs vond ik ook op alle vlakken prachtig uitgevoerd. Maar het is eigenlijk stom om maar een paar voorbeelden te geven. Je zou er meteen een stuk of veertig moeten noemen.”
Misschien wel één enkel beeld dan? “Het heeft niet zozeer met licht te maken, maar ik vind één shot in Taxi driver fantastisch”, reageert Zonnenberg. “Robert De Niro heeft kort daarvoor Cybill Shepherd meegenomen naar een pornobioscoop en probeert zijn excuses aan te bieden. Hij staat bij een betaaltelefoon en blijft tevergeefs doorgaan. Op een gegeven moment rijdt de camera autonoom zijwaarts weg van hem, dus hij schuift uit beeld. De diepte van de gang wordt onthuld, met aan het eind een open deur. Offscreen hoor je hem nog even doorgaan. Dan hangt hij op en loopt hij het kader in, richting de deur. Een heel simpel shot, maar ook heel vertellend. Alsof de camera het te schrijnend vindt en van hem wegrijdt.”
Filmbeelden blijven Zonnenberg bezig houden, ook buiten de belichting om. Zo draaide hij eind vorig jaar zelf de jeugdfilm 100% Coco (release volgende maand) en heeft hij binnenkort als focus puller de taak om het beeld van de biopic De Dirigent haarscherp te houden. “Rolf is daar momenteel als cameraman al veel mee bezig”, vertelt Zonnenberg. “Mijn aandeel begint later. Pas een week voor het draaien ga ik alle apparatuur testen. Afgelopen week viel ik in bij Thomas Acda’s Oh baby, als focus puller voor de second unit. Het leven hangt aan elkaar van klusjes.”