Koninginnedag is niet meer. Om toch nog een beetje in de fijne sfeer te blijven hangen die eenieder van ons zo goed kent, doken we de archieven in om te kijken hoe sterk onze vorstin (en haar voorgangers) vertegenwoordigd zijn in onze vaderlandse filmgeschiedenis.
Lachen met de Koningin
Waar in de Engelse filmindustrie het koningshuis-genre al sinds jaar en dag floreert, hebben we het in Nederland lange tijd moeten doen met sporadisch een keurige, brave documentaire over een van onze vorst(inn)en. Televisieproducenten zijn met titels als De Kroon, De Prins en het Meisje en Bernhard, Schavuit van Oranje het laatste decennium aan een inhaalslag bezig, filmmakers zijn voorzichtiger. Het is wroeten in onze vaderlandse filmgeschiedenis om de koningin tegen te komen.
De eerste Nederlandse geluidsfilm was nog wel vorstelijk getint: vanuit de nationalistische gedachte dat de eerste geluidsfilm iets moest vertellen over onze natie en haar memorabele geschiedenis, ging op 4 januari 1934 Willem van Oranje, over het leven van ‘Willem de Zwijger’, feestelijk in première. De film flopte genadeloos. Als simpel vermaak bestempelde titels als De Jantjes en Bleeke Bet trokken meer bekijks. Ook de in 1938 vervaardigde Veertig jaren, over de eerste veertig regeringsjaren van koningin Wilhelmina, verdween al snel uit de zalen.
In de decennia hierna verdween de vorstin zelfs geheel van het toneel. Twee documentaires in de jaren veertig (Vrij en Onverveerd en Vijftig jaren) en een verdwaald document uit de jaren zestig (Wederzijds) vormden de enige wapenfeiten. Pas in 1973 zagen we de toenmalige koningin (Juliana) terug in een fictiefilm. In Turks Fruit van Paul Verhoeven wordt de belegen ceremoniële verschijning van de vorstin, zoals we die kennen uit de vele Polygoon-journaals, op de hak genomen. Hiermee was de toon gezet voor de verdere films waarin de koningin of het koningshuis voorkomt; laten we vooral lachen om, of met, haar stijve voorkomen en de stereotype Polygoon-beelden.
Turks Fruit (1973)
Paniek bij de agenten op de toegangsweg. Het vrijgevochten hoofdpersonage Erik, gespeeld door Rutger Hauer, arriveert samen met zijn schaars geklede vriendin Olga (Monique van de Ven) op de plek waar zijn kunstwerk door de koningin onthuld gaat worden. Maar tegenover de in keurige auto’s aankomende genodigden vallen de fietsende Erik en Olga natuurlijk direct op. Gehaast en zenuwachtig proberen de agenten de twee tegen te houden; een ordinaire vechtpartij is geboren. Tot een van de organisatoren van het gebeuren opmerkt dat Erik de kunstenaar is. Hij neemt ze mee naar het kunstwerk.
Haastig rennend leggen twee organisatoren Olga en Erik de procedure uit. ‘De koningin wordt het liefst uitgesproken met mevrouw, maar zegt u maar majesteit. Pas als het beeld onthuld is, wordt u voorgesteld. U hoeft niet naar voren te komen, hare majesteit komt vanzelf naar u.’ Deze snelle cursus ‘wat te doen in bijzijn van de koningin?’ wordt abrupt onderbroken als zijn collega de koningin ziet aankomen. De paniek slaat weer toe: ‘Oh jee, oh jee, daar zijn ze al!’ En weg rennen de twee. ‘En niet bewegen!’, roepen ze Erik en Olga nog toe.
De hele scène oogt bekrompen en oubollig, staat bol van de stereotypes en clichés, waaronder stuntelende agenten, een vast protocol dat gedoemd is te mislukken, een over-ingestudeerde welkomstgroet en uitvergroot acteerwerk. Zodra de koningin arriveert, worden traditioneel vele handjes geschud en begint het orkest te spelen.
Om de boel op scherp te zetten en te benadrukken dat dit soort ceremonies niet zijn ‘cup of tea’ zijn laat Verhoeven Olga vervolgens provocerend haar vestje uittrekken, waardoor haar weinig verhullende jurkje (en datgene wat eronder zit) in zijn geheel zichtbaar wordt. De organisatoren raken nog meer in paniek: dit mag de koningin nooit zien. De fanfare wordt gesommeerd zich tussen het blikveld van Erik en Olga en dat van de koningin te positioneren. ‘Godverdomme, ze doen het erom!, roept Erik uit. ‘Ga eens op zij, joh!’. Buiten het feit dat Verhoeven graag tegen heilige huisjes schopt, is zijn boodschap in deze scène helder: de presentatie van het koningshuis is zo bekrompen en stuntelig, dat het grappig wordt.
Soldaat van Oranje (1977)
Vier jaar later maakte Verhoeven Soldaat van Oranje, dat zich afspeelt in de periode van vlak voor tot vlak na de Tweede Wereldoorlog. De film begint met een nagespeeld Polygoon-journaal, authentiek verpakt en aangekleed. Enkel de duidelijk te herkennen Rutger Hauer (als Erik) en Andrea Domburg (als koningin Wilhelmina) laten de kijker weten dat dit geen authentieke journaalbeelden zijn. Aan het eind van de film keren deze beelden terug, ditmaal in kleur, en zien we hoe het er ‘werkelijk’ aan toe ging: de koningin valt bijna van het trappetje wanneer ze uit het vliegtuig stapt en blijkt toch ook maar gewoon een mens van vlees en bloed wanneer ze Erik bij het betreden van het Paleis op de Dam grappend toesnauwt: ‘Had u niet per ongeluk een bommetje op dat paleis kunnen laten vallen?’
De boodschap die Verhoeven eerder door liet schemeren in de beschreven scène uit Turks Fruit, wordt in Soldaat van Oranje voor het eerst vluchtig geïllustreerd in een scène vlak na een bombardement op de Haagse binnenstad. Tussen alle rook, brandhaarden, gewonde soldaten, rondslingerende ledematen en lijken wordt een schilderij van de koningin – nadat het is ontdaan van stof en ander vuil – als eerste gered door de vaderlandse landmacht. De boodschap ‘Voor koningin en vaderland’ wordt hier tot het uiterste doorgedreven en krijgt zo een licht-komische lading.
De stuntelige en over-geregisseerde omgang met de koningin (‘Nee, niet die stoel! Die is voor de koningin!’) wordt benadrukt in een scène waarin Erik en zijn vrienden kennis maken met de vorstin nadat ze de overstap naar Engeland hebben gemaakt. Waar je bij de ferme kerels eerder sterke drank verwacht, worden ze hier verwacht ‘een kopje thee’ met Wilhelmina te drinken. Verhoeven zet de jongensachtige Peter Faber (‘Hoe spreek je dat mens eigenlijk aan?’) neer als dissonant van het gezelschap, die geen blad voor de mond neemt. Nadat de koningin haar zegje heeft gedaan over de ‘Duitse bandieten’ vult Faber haar aan: ‘Als ik ze te pakken krijg, die klerelijers …’ Wilhelmina met onbewogen gezicht: ‘Klerelijers … wat zijn dat?’
Klassiek, en in het verlengde van de scène uit Turks Fruit, is de scène waarin Erik en de koningin wandelen in de tuin (‘want dat vind ik plezierig’). Wanneer de twee even stil staan en communiceren, zien we op de achtergrond een van Erik’s vrienden de seks bedrijven met een Engelse legermeid. Erik gaat voor het blikveld van Wilhelmina staan, maar deze lijkt door te hebben wat er zich enkele meters van haar vandaan afspeelt . Na de wandeling stormt Erik de kamer van zijn vriend binnen: ‘De koningin kon je zien, lul!’
Theo & Thea en het tenenkaasimperium (1989)
Nadat koningin Beatrix in 1987 als jurylid van een talentenjacht in een bruin café even kort te zien was in Van Geluk gesproken van Pieter Verhoeff, is ze in de bioscoopfilm rond de populaire typetjes Theo & Thea lang te zien. Aan het eind van de film trakteert de koningin het duo bij haar thuis op zelfgemaakt gembergebak met een kopje thee. De ongemakkelijke sfeer is voortdurend van het gezicht van de twee af te lezen.
Dat ook hier gespeeld wordt met de clichés rond het koningshuis wordt al snel duidelijk door de ijzige stilte in het verder zo drukke geheel en de opmerking van de koningin dat de twee gewoon ‘u’ tegen haar mogen zeggen; ondanks alle gespeelde warmte is er altijd een afstand tussen het koningshuis en de burger. Om de koningin niet tegen de borst te stuiten doet het duo alles na wat de koningin doet, zo sopt men samen thee, lacht men net als de koningin vertederend wanneer haar hond zijn eigen gat likt en eten ze ‘smakelijk’ van het gembergebak – ongemakkelijkheid troef dus. Ook hier kan niet anders dan gelachen worden om de bekrompenheid.
Goed getroffen is ook een sequentie in het begin van de film waarin het Polygoon-journaal geparodieerd wordt onder de naam ‘Polykroon-journaal’. Alle clichés rondom het koningshuis worden hier op de hak genomen. Van het ‘spontane’ gehalte van de ceremonies tot de ‘warme’ begroetingen tussen de staatshoofden. Theo en Thea spelen in het filmpje de koning en koningin van Oranje Nasi en gaan op bezoek in het land van de Wokki tokki’s. De vrolijk en spontaan klappende menigte wordt hier gesymboliseerd door een klein meisje met een vlag. Terwijl Theo aan haar arm trekt spreekt de op Philip Bloemendal geijkte stem over de ‘spontane blijdschap’ van het meisje.
Majesteit
Veel voorkomen in de Nederlandse film doet de koningin of het koningshuis dus niet. Doet ze dat wel, dan wordt ze voornamelijk op de hak genomen en worden de clichés en stereotype beelden uit de vele polygoon-journaals op de hak genomen. Willen de staatshoofden altijd geassocieerd worden met een spontane en ongedwongen sfeer, volgens de Nederlandse cineasten is alles over-geregisseerd en levert het ongemakkelijke en stuntelige taferelen op. Toch nemen ze de koningin niet louter in de maling, maar schijnt in elke scène wel iets van haar menselijkheid door. Voor een meer serieuze benadering van ons vorstenhuis moet voorlopig echter uitgeweken worden naar documentaires of televisieseries. Of naar Peter de Baans Majesteit, die enkele jaren geleden weinig succesvol in première ging.