De nieuwste lichting van de Filmacademie is er klaar voor. Onlangs presenteerden ze hun afstudeerfilms in EYE, nu kan het echte werk beginnen. Producent Max Eggink (Tot het einde van de wereld, Bladgoud, Filmacademie Commercialblok), editor Tobias Cornelissen (At Midnight Plays a Dance-Tune, SISTERS, Dante vs. Mohammed Ali) en regisseur Vincent Tilanius (Bladgoud) vertellen over hun ontwikkelingen, ambities en visie op film.
“Je moet een beetje rebels zijn”
Als Filmacademie-student wil je niet alleen je eigen verhaal vertellen, maar natuurlijk ook dat je docent een voldoende geeft. Leverde dat een spanningsveld op?
Max: Nee, voor m’n gevoel niet. We zijn door school echt in onze eigen waarde gelaten. Ik heb niet het gevoel dat we in een bepaalde trechter zijn geduwd.
Vincent: In de eerste twee jaar wordt je intuïtie wel nog de grond in getrapt. Je leert technieken die je stom vindt, theorieën die je eigenlijk niet wil horen. Pas daarna ga je het weer opbouwen, ertegen vechten en -hopelijk- je eigen stem vinden. Best een strijd. De school weet dat ook donders goed natuurlijk. Als filmmaker moet je juist een beetje rebels zijn. Dat je kunt zeggen: ‘fuck it, ik vind dit wel een vet verhaal, doei!’
Max: In je beginjaren leer je ook het meest van slechte films maken. De Academie is een hele veilige plek om gecontroleerd op je bek gegaan.
Tobias: In die vier jaar vraagt iedereen zich wel een keer af of ze de goede opleiding hebben gekozen, omdat je smaak ook veranderlijk is en je zo lang met film bezig bent. Ik heb zoveel verschillende dingen gezien en ontdekt, dat ik eigenlijk nu pas het gevoel heb ik dat ik echt begin.
Wat zijn jullie volgende stappen?
Tobias: Na m’n vakantie wil ik als freelancer aan de slag. Omdat je afstudeert met een netwerk van mensen die allemaal in hetzelfde schuitje zitten, zullen afgestudeerden hopelijk snel aan elkaar denken voor een volgend project.
Vincent: Ik ben nu in gesprek met een medestudent over het scenario van een nieuwe korte film. Daarnaast wil ik graag kijken of er bijzonder werk in de commercial-wereld te vinden is. Over urgente dingen, of muziekvideo’s en reclames die zich sterk inzetten voor kunst en het alledaagse wat mooier kunnen maken. Dus niet alleen maar consumptie als hoofddoel.
Max: Het gebeurt heel veel dat mensen met elkaar blijven werken. We studeren met z’n tachtigen af, dat is een soort familie geworden. Je kent elkaar goed en weet met wie je graag iets nieuws maakt. Zelf wil ik graag commercials gaan maken. Heel leuk om in korte tijd veel kleine projecten te kunnen doen. Bovendien is er vaak wat meer mogelijk omdat er ook meer geld is.
Hoe ziet het filmklimaat eruit? Wordt het een uitdaging om aan de bak te komen?
Tobias: Voor editors is de markt best gunstig. Er zijn best veel mogelijkheden om aan de bak te komen, zoals assistentiewerk, commercials, series en videoclips. Ik hoef niet per se alleen bioscoopfilms te maken, maar het lijkt me heel leuk om in een positie te komen waarin ik precies kan kiezen wat ik wil.
Max: Op productiegebied is er ook zat werk, zowel in film, commercials als documentaires. Voor regisseurs is het lastiger, omdat hun ideeën echt moeten aanslaan bij anderen.
Vincent: Ja, je wordt een beetje je eigen merknaam en ook op die manier behandeld. Als die naam niet in trek is, moet je vechten om jezelf op een presenteerblaadje aan te bieden.
Max: In andere departementen is het makkelijker om iets te doen wat je niet helemaal aanstaat. Een regisseur wordt veel meer persoonlijk en inhoudelijk op z’n werk aangekeken.
Vincent: Daarom wil ik er in ieder geval voor zorgen dat ik er zelf altijd helemaal achter sta. Ook als het commercialwerk is. Natuurlijk maak je fouten, maar die moet je gewoon kunnen toegeven. Er rust nog een taboe op erkennen dat je film mislukt is. Je kunt werken met de beste intenties en de beste mensen, maar nog steeds veel pech hebben. Ik zou dus wel altijd achter m’n films staan, maar ook gewoon willen toegeven als iets niet is gelukt.
De eerste recensies van jullie films zijn intussen al verschenen. HP/De Tijd was positief en zei dat de Filmacademie meer kleur op de wangen had dan de afgelopen jaren, NRC vond juist dat makers nog gevangen zaten in een kleine horizon. Wat vinden jullie?
Vincent: Voor mij gaan al onze films over hele urgente en actuele thema’s. Het gaat zeker veel over jong zijn en zoeken naar identiteit, maar intussen ook over de liefde tussen een manische vader en z’n kind (Tot het einde van de wereld), of de druk om te presteren en omgaan met schuldensysteem (Bladgoud). Ik ben het dus meer eens met HP/De Tijd, die zegt dat we verder hebben gekeken dan onze neus lang is.
Tobias: Het is natuurlijk ook niet zo dat de Filmacademie naar buiten komt met een palet van alle denkbare kleuren. Iedereen maakt z’n eigen film en studeert toevallig tegelijkertijd af. Als je per se alle prangende maatschappelijke thema’s behandeld wil zien worden, kun je beter naar Tegenlicht kijken.
Maar probeer je dan als maker niet stiekem om op te vallen tussen de rest?
Vincent: Dat kan heel giftig zijn voor je film. Natuurlijk ben je daar in onzekere tijden wel mee bezig, maar je schiet daarmee voorbij aan wat je wil doen: een verhaal vertellen. Bladgoud zou een hele rare film zijn geworden als ik hem anders had aangekleed. Dan val je misschien wel op, maar niet in positieve zin.
Verfilmen regisseurs op de Academie veel eigen verhalen?
Vincent: Ja, ik heb de eerste twee versies van mijn scenario bijvoorbeeld zelf geschreven en daarna een scenarist erbij gehaald die er zelf op door is gegaan. Veel films vinden hun grondslag bij wat de regisseur al boeit, soms inclusief personages en verhaallijnen.
Met het oog daarop had je ook een verhaal kunnen kiezen waar een hele opvallende, vernieuwende vorm bij had gepast.
Vincent Klopt, maar daar komt dan weer die persoonlijke urgentie kijken. Toen ik met deze film begon, had ik nog helemaal geen idee hoe hij vormgegeven zou moeten worden. Het ging me om een fenomeen dat me fascineerde, waar ik iets over wilde vertellen. Vanuit daar ga je bouwen.
Hoe zien jullie je eigen lichting ten opzichte van voorgaande jaren?
Vincent: Het kwam heel volwassen op me over. Bij onze lichting voelde ik bij iedere maker wel een autonome visie, en een bepaalde controle. Je hebt wel eens een lichting waarbij dat maar bij twee films lukt. De andere films blijven dan vaag. Dat voelt dan alsof de maker niet zo goed wist wat hij wilde vertellen.
Max: Het is wel lastig om het nu al van een afstand te bekijken, een week na EYE. Maar ik ben wel van mening dat we hele volwassen en diverse films hebben gemaakt.
Tobias: Ja, ik kijk natuurlijk ook een beetje door een gekleurde bril. Bij een groot gedeelte van de films werd ik in ieder geval wel geraakt en geprikkeld. Dat was best consistent. In stijl en thematiek vond ik ze ook divers. Wat ik vooral vind spreken voor deze lichting, is dat we niet te braaf zijn geweest. Je ziet soms bepaalde trends waar afstudeerfilms zich dan naar schikken. Dat gevoel heb ik nu een stuk minder.
Waar vinden we jullie over tien jaar terug?
Tobias: Wat me heel leuk lijkt, is om een eigen studio te hebben in een ruimte met allerlei andere creatievelingen. Een inspirerende plek om als freelancer aan mooie klussen te werken. Misschien zullen daar af en toe wat minder inspirerende dingen tussen zitten, maar dat hoort er dan ook een beetje bij. En het lijkt me heel vet als ik ooit in de trailer van een zelf gemonteerde film mag zetten: ‘Official selection Competition Festival de Cannes’.
Max: Ik hoop over tien jaar m’n eigen productiehuis te hebben, waar ik zowel fictiefilms, series als commercials kan maken. Tegenwoordig zie je steeds vaker grote bedrijven met verschillende takken die naast- en met elkaar werken. Het lijkt me heel mooi om dat ook zo te kunnen combineren.
Vincent: Iedereen denkt snel internationaal, dat lijkt mij ook waanzinnig. Maar het lijkt me eigenlijk nóg toffer om te bewijzen dat we in Nederland nog heel verhalen hebben. Ik hoor zo vaak dat mensen niet onder de indruk zijn van Nederlandse films, omdat ze alleen maar romantische komedies voorbij zien komen. Ik heb in Denemarken gewoond en daar gaan mensen massaal naar de nieuwste films van eigen bodem, of die nou mainstream of arthouse zijn. Het is zo’n onzin dat dat in Nederland niet zou kunnen. Thomas Vinterberg en Lars von Trier zijn daar popsterren. Hele gezinnen gingen naar de negen uur-durende versie van Nymphomaniac. Ik zou het heel tof vinden als we hier ook zo’n cultuurverschuiving zouden krijgen.