Ze gooide hoge ogen met haar afstudeerfilm My Silicone Love, won voor haar debuut Genderbende met producent HALAL de Filmprijs van de stad Utrecht, én besliste tijdens het afgelopen IDFA als jurylid mee over de films in de studentencompetitie. Hoog tijd voor een gesprek met de talentvolle documentairemaker Sophie Dros.
“Ik wil kijkers iets laten begrijpen.”
Ben je sinds je afstuderen in 2015 eigenlijk al een keer op vakantie geweest?
“Als je met vakantie een kort weekje weg bedoelt dan wel haha! Maar weinig inderdaad, ik ben eigenlijk continu aan het werk geweest.”
Een bewuste keuze?
“Zeker. Ik moet nu meters maken. Er komt bovendien ieder jaar een goede nieuwe lichting afstudeerders bij, dus je bent in zekere zin ook snel vervangbaar. Na je studie eerst een lange periode reizen, en dan een keer met een idee aankloppen bij een productiehuis of omroep… ik kan me zo voorstellen dat ze dan denken: nu pas?”
Je volgde de opleiding Regie Documentaire aan de Nederlandse Filmacademie. Wat is het belangrijkste dat je daar naast alle regietechnieken meekreeg?
“Ik denk zelfvertrouwen. De academie liet me altijd heel vrij en dat gaf me het vertrouwen dat ik nodig had om mijn eigen ideeën te realiseren. Vertrouwen en zelfvertrouwen zijn echt belangrijk in dit vak. Je moet een beetje eigenwijs zijn en doen wat jij denkt dat goed is. Wat niet wil zeggen dat je arrogant moet zijn, het is ook goed om te luisteren naar mensen die je kunnen helpen. En op dat punt vond ik de opleiding ook heel waardevol: het wereldje is heel klein en het netwerk dat je al tijdens de opleiding opbouwt, kan veel deuren openen. Ik leerde er bovendien ook mijn huidige crew kennen; we inmiddels erg goed op elkaar ingespeeld. Anderen zullen zeggen dat juist dat me in de weg staat, want samenwerken met ‘grotere namen’ zou me verder kunnen brengen. Maar ik zie het als een groot voordeel.”
Waarom precies?
“Dat heeft weer met vertrouwen te maken. Als je een film maakt, vindt iedereen daar continu wat van. Het is een uitdaging om een eigen koers te blijven varen en niet onzeker te worden door bemoeienissen. Dan is het prettig om mensen om me heen te hebben die ik vertrouw, die me kennen. Daarnaast hecht ik veel waarde aan loyaliteit; ook belangrijk in dit vak. En uiteindelijk is het maken van een documentaire ook gewoon fucking hard werken. Ik wil het dan graag leuk hebben met de mensen om me heen.”
Als je elkaar al zo goed kent, kun je dan nog kritisch genoeg zijn?
“Heel erg zelfs! Dat is juist zo goed aan de jongens met wie ik werk. Doe ik een keer een klusje met anderen, dan merk ik dat ze veel minder direct zijn dan mijn eigen crew. Ze tasten meer af, vragen zich af hoe ze het beste met me kunnen communiceren en gaan uit respect in veel dingen met me mee.”
Je maakt graag documentaires over politiek incorrecte onderwerpen en werelden die ver van je af staan: heb je die fascinatie altijd al gehad?
“Dat zat er altijd al in ja. Alleen kwam ik er pas tijdens de opleiding achter wat ik ermee wilde en hoe ik die fascinatie het beste tot uiting kon brengen. Ik keek bijvoorbeeld altijd al graag naar shock docs: daar zaten echt bizarre en interessante onderwerpen in. Maar als kijker schoot ik er niet veel mee op. Ik zag allerlei vreemde dingen voorbijkomen en na een uur snapte ik de personages nog steeds niet. Zonde! Het is toch veel interessanter om op een bepaald moment te gaan begrijpen waar je naar kijkt? Dat je ineens beseft: dáárom doen ze dat. Daarin zit voor mij de uitdaging als maker.”
Staan er voor jou ook onderwerpen op de taboelijst?
“Ja, absoluut. Aan onderwerpen als pedofilie of moord ga ik me niet branden. Nóg niet tenminste… misschien als ik meer ervaren ben. Ik denk bij een onderwerp vaak: als ik het niet wil, moet ik het júíst doen. Tegelijk zit er een groot verschil tussen fascinatie en afkeer. En kindermoordenaars en verkrachters bijvoorbeeld… die zitten echt in de categorie afkeer. Bovendien is het maken van een documentaire een mooi, maar ook een zwaar proces. Je bent er vanaf de research tot aan de edit heel intens en intensief mee bezig. En ik kan me niet voorstellen dat ik me twee jaar van me leven zo intens in dat soort werelden wil begeven.”
Wat betreft de werelden waarin je je tot nu toe wel begaf: bespreek je vooraf met je personages hoe ver je gaat?
“Als maker beschik je over veel macht en ik vind dat je die niet mag misbruiken. Ik ga graag respectvol met mijn personages om en ben eerlijk over mijn intenties. Ik vraag altijd waar hun grenzen liggen en of er dingen zijn die ze écht niet willen. Dat wekt vertrouwen en geeft me de ruimte om all the way te gaan. Al betekent mijn ‘all the way’ dus wel dat ik niemand kwets en dat ik wel eens iets weglaat uit respect voor het personage.”
Baal je soms dan ook flink van fragmenten je eruit knipt?
“Ik zie regelmatig iets voor de camera gebeuren waarvan ik even denk: als dit in de film zit, gaat ‘ie drie keer over de kop. Maar dat is voor mij geen reden om het erin te laten. Als iets écht essentieel is voor de vertelling, wil ik ver gaan. Maar ik trek de grens bij het kwetsen of belachelijk maken van iemand. Dat is te makkelijk en bovendien: het vormt een groot contrast met het soort films dat ik maak. Ik wil kijkers iets laten begrijpen.”
Zijn er momenten tijdens het maakproces waarop je beseft: dit zou weleens heel erg aan kunnen slaan?
“Daar denk ik nooit over na. Ik roep soms wel gekscherend tegen de crew: ‘Kom, we gaan nu iets fantastisch maken!’ Maar dat is meer gericht op de honderd procent inzet die ik verwacht. Tijdens het maken van een documentaire wil ik niet bezig zijn met de manier waarop hij ontvangen wordt: dat staat de creativiteit in de weg. Wel besefte ik soms tijdens het monteren van Genderbende dat het op televisie zou komen. En dat veel mensen het dus zouden zien. Bizar!”
En Genderbende werd een succes.
“Dat had ik nooit verwacht, echt niet. Ik kan het ook niet helemaal als een groot succes beschouwen: ik zie te veel mankementen die ik bij het maken van een volgende film graag anders aanpak.”
Daar dacht de jury van de Filmprijs van de Stad Utrecht duidelijk anders over. Wat betekent het winnen van zo’n prijs voor je?
“Dat vond ik echt te gek. Maar in alle eerlijkheid, ik voelde me er in de week voor de uitreiking ook een beetje beroerd over. Hoezo nomineerden ze deze film? Ik kon er nog zoveel aan verbeteren! En tegelijk: als we de prijs niet winnen, word ik heel verdrietig. Dan zit ik het liefst in een hoekje te huilen en moet ik ook nog zeggen dat ik dat helemaal niet erg vind… Maar we wonnen en daar was ik ontzettend blij mee. Het voelde toch als een bevestiging dat we het goed gedaan hebben. En dat is fijn, want in dat hele proces van het maken van een documentaire sta je soms te weinig stil bij wat er goed gaat.”
En je staat nu op een indrukwekkende lijst van voorgaande winnaars als Martin Koolhoven, Robert Jan Westdijk en Mijke de Jong.
“Ja, dat lijstje zag ik ook een keer en dat maakte me nóg zenuwachtiger. Maar daartussen staan, is heel bijzonder. En de geldprijs die je erbij krijgt, bovendien erg fijn. Voor het geld moet je namelijk geen documentairemaker worden, je krijgt weinig betaald. Je wilt het liefst continu schrijven, maar je moet ook gewoon je huur en je boodschappen betalen. Met zo’n geldprijs kun je weer een tijdje vooruit, het geeft je creatieve vrijheid.”
Geeft het je ook een extra druk?
“Die voel ik altijd wel, dus daar heb ik nu bij het werken aan mijn nieuwe project geen extra last van. Daarnaast betekent zo’n prijs ook niet dat alle deuren ineens voor je opengaan. Ik moet er hard voor blijven werken. Zo werd de aanvraag bij het filmfonds voor mijn nieuwe film afgewezen: debuutprijswinnaar of niet. Maar dat is oké, zo werkt dat. En ik probeer het natuurlijk gewoon opnieuw.”
Kun je eigenlijk al iets loslaten over het nieuwe project dat je met producent HALAL maakt?
“Helemaal niets haha! Maar ik geef wel alvast de titel weg: King of the Cruise.”
En als we iets verder in de toekomst kijken: welke ambities en dromen heb je?
“Ik wil heel graag een internationale film maken die in buitenlandse bioscopen gedraaid wordt: als dat toch eens zou lukken: dat zou echt heel tof zijn.”