Doorgaans leren we de filmwereld kennen als een reeks succesverhalen, vol met geslaagde vondsten en vernieuwingen die de cinema hebben verrijkt. Maar hoe zit het met de films waar (te) grote offers voor moesten worden gemaakt? En waarom is zulke rampspoed eigenlijk zo aantrekkelijk voor het publiek?
“Napoleon is de boeken in gegaan als beste film die nooit gemaakt is.”
Pech
Vorige week kwam hij dan eindelijk uit, vervloekt werd hij genoemd, de Don Quichot-film die Terry Gilliam sinds 1998 probeerde te maken. Overvliegende straaljagers en overstromingen op de set, een hoofdrolspeler die moest afhaken, herhaaldelijke problemen met de rechten en financiering; het mag een wonder heten dat The Man Who Killed Don Quixote überhaupt gemaakt is. Zeldzaam veel pech had Gilliam, maar hij is daarin zeker niet de enige geweest.
Eén van de meest beruchte voorbeelden – naast die van Gilliam zelf natuurlijk – is die van oorlogsklassieker Apocalypse Now. Korte opsomming: de president van de Filipijnen wilde z’n helikopters terug om zelf oorlog te voeren, een tyfoon vernielde de set, een grote brand verschroeide belangrijke rekwisieten, acteurs werden onhandelbaar door drugs en alcohol, een overenthousiaste set-aankleder bestelde echte lijken als decoratie, Marlon Brando was veel te dik, hoofdrolspeler Martin Sheen kreeg een hartaanval en Coppola zou drie keer hebben geprobeerd om zelfmoord te plegen.
Geen wonder dat de regisseur zijn productie zag als meer dan een oorlogsfilm. In de later verschenen documentaire Hearts of Darkness: “Mijn film gaat niet over Vietnam. Het is Vietnam. En de manier waarop we het maakten leek ontzettend veel op hoe Amerikanen zich in Vietnam gedroegen. We waren in de jungle, onze groep was te groot, we hadden toegang tot te veel geld en uitrusting. Beetje bij beetje werden we gek.” Ook Gilliam trok parallellen tussen de psyche van Don Quichot en het gekmakende gevecht dat hij zelf leverde. En die overlap tussen film en realiteit is voor het publiek weer extra interessant.
Inlevingsvermogen
Daar zijn meer voorbeelden van te vinden. Het verhaal dat Heath Ledger ten onder zou zijn gegaan aan z’n diepe inleving voor de Joker-rol, zal wrang genoeg niet slecht zijn geweest voor de publiciteit van The Dark Knight. Niet lang daarna werd zijn onafgeronde film The Imaginarium of Doctor Parnassus een bezienswaardigheid toen – jawel – Terry Gilliam de gaten creatief opvulde met verschillende acteurs voor hetzelfde personage. En wat te denken van Paul Walker, die met een sportwagen verongelukte nog voordat autospektakel Furious 7 afgerond was. Door middel van CGI en Walkers broer als stand-in, kon de film toch nog verschijnen en zo in de top 10 van best bezochte films aller tijden terechtkomen.
Dat wil natuurlijk niet zeggen dat studio’s zulke tragiek graag gebruiken om meer kaartjes te verkopen. Er gaat simpelweg zoveel geld gemoeid met filmmaken, dat er in dit soort uitzonderlijke gevallen noodgrepen moeten worden toegepast. Zie bijvoorbeeld de nasleep van het bizarre setongeluk waarbij The Crow-hoofdrolspeler Brandon Lee door een losse flodder stierf. Studio Paramount wilde de film niet meer uitbrengen, Miramax nam het over en benadrukte dat ze Lee’s dood zoveel mogelijk uit de publiciteit van de film wilde houden. Hoe directer betrokken, hoe meer discretie en voorzichtigheid geboden zijn.
Ramptoerisme
Intussen wil het publiek nog wel eens aan de haal gaan met dit soort tragiek. Zeker als er een verband met de film kan worden verzonnen. De dood van Lee maakte bijvoorbeeld verschillende complottheorieën los. En is het geen macaber toeval dat er zoveel cast- en crewleden van horrorfilms als The exorcist, The omen en Poltergeist vroegtijdig stierven? Natuurlijk is dat toeval, maar het in stand houden van zulke mythes geven kijkers nét even wat meer sensatie dan ze oorspronkelijk zouden hebben gekregen. Bewust of onbewust is het een versterking van de filmillusie: we willen onszelf graag voorhouden dat we naar het echte leven kijken. Zo dicht mogelijk bij de realiteit komen zonder zelf kleerscheuren op te lopen, om in alle veiligheid toch iets van de ernst mee te kunnen pikken.
Een vorm van ramptoerisme dus. En dat hoeft heus niet altijd om narigheden te gaan. Kijk naar het onverwachte cultsucces dat The Room kreeg als slechtste film aller tijden, vergelijkbaar met de bespottelijke films van Edward D. Wood Jr. uit de jaren 50. Wanstaltige flops die later zo breed werden omarmd, dat er zelfs komedies over werden gemaakt: Tim Burton’s Ed Wood in 1994 en vorig jaar nog James Franco’s The Disaster Artist.
Zo kan een ramp veranderen in een legende, een mislukking in een mythe. Zelfs als een film nooit het daglicht ziet. Stanley Kubrick stopte ziel en zaligheid in een beoogd meesterwerk over Napoleon, maar alles wat daarvan overbleef was een gigantisch archief vol aantekeningen en een onverfilmd scenario. Napoleon is de boeken in gegaan als beste film die nooit gemaakt is. Of dat ook zo blijft? Steven Spielberg heeft aangekondigd dat hij bezig is om er een miniserie van te maken. Misschien moeten we de mythe dus nog maar even koesteren zolang het kan.