Passen de plaatjes mooi bij het verhaal, of vertéllen de plaatjes ook deels het verhaal? Dat laatste is doorgaans interessanter in film dan het eerste. Maar er zijn vele variaties die boeiend zijn om te ontleden.
Twee mooie voorbeelden die bijna identiek zijn omdat het beeld van de zon centraal staat, maar toch een verschillende functie hebben, zijn scenes uit ‘Lawrence of Arabia’ (David Lean) en ‘Tess of D’Urbervilles’ van Roman Polanski.
David Lean
In David Leans’ film steekt de hoofdpersoon Laurence een lucifer aan, terwijl hij vertelt dat hij de dag erna naar de woestijn zal vertrekken. Op het moment dat hij de lucifer uitblaast, zie je het beeld van de woestijn, waar de zon heel langzaam begint op te komen. Een briljante overgang die je bijblijft omdat het een uitwisseling tussen geluid en beeld is, die een sprong in de tijd aanduidt en waarbij de zon een gevoel van avontuur overbrengt. Bovendien heeft de legerofficier met wie Laurence stond te praten net gezegd dat het Midden-Oosten een brandhaard van conflicten is, waardoor het beeld van het vuur een dubbele betekenis krijgt.
Roman Polanski
In Polanksi’s film, heeft Tess een brief met een bekentenis onder de deur geschoven van de man die met haar wil trouwen. Ze vreest dat hij haar wel zal afwijzen als hij de brief gelezen heeft. Tot haar verrassing is hij de dag erna niet van mening veranderd; sterker nog: hij noemt de brief niet eens. Als Tess later die dag bloemen in zijn kamer wil neerzetten, merkt ze tot haar ontsteltenis dat haar brief onder de mat was geschoven en hij hem helemaal nooit gelezen heeft. Ze staat op een trap in de buitenlucht, met de brief in haar hand en op het moment van de ontdekking wordt haar gestalte geheel overspoeld met het licht van de zon die achter haar staat. Dat beeld vertelt een eigen verhaal: de zon is hier het noodlot, de ontsteltenis, de ondergang die aan de heldin voorspeld wordt.
Lucifer
De lucifer van David Lean komt trouwens in een andere film van zijn hand weer terug: ‘A Passage to India’. Daar moet de hoofdpersoon in een rechtszaak verschijnen nadat zij de Indiase arts Aziz heeft beschuldigd van aanranding. Haar aangifte was vals en ze worstelt tijdens de ondervraging met haar geweten. De aanklager vraagt of ze kan beschrijven wat ze zich herinnert vanaf het moment dat ze een grot inliep waar het incident zou hebben plaatsgevonden. Ze vertelt dat ze een lucifer aanstak. Je hoort het geluid van de lucifer terwijl het beeld nog in de rechtszaal is, maar we zien de vlam niet. De omgekeerde combinatie van Laurence of Arabia. Je kan je afvragen wat de filmmaker hiermee bedoeld heeft en het feit dat er verschillende antwoorden te bedenken zijn, maakt het wel interessant. Je hoort het geluid, maar ziet het beeld niet. Het geeft volgens mij aan dat dit gedeelte van het verhaal zich alleen in het hoofd van de getuige afspeelt en wij moeten twijfelen aan het waarheidsgehalte van de getuigenis.
Voorbeelden van een ‘plaatje bij een praatje’ zijn er ten overvloede. Je denkt daarbij al gauw aan een documentaire-achtige stijl, maar ook documentaires kunnen een heel eigenzinnige beeldtaal hebben, zoals de films van Bert Haanstra bewijzen. In ‘Glas’ (1958) wordt geen woord gesproken. De beelden vertellen het verhaal.
In het ergste geval, vertelt de tekst hetzelfde als het beeld. Dan is één van de twee overbodig, wat saai overkomt. Een natuurdocumentaire die begint met de woorden: “De zon gaat op boven de Serengeti woestijn” en je ziet de zon opkomen boven de Serengeti, is nauwelijks spannend te noemen. Pas als woord en beeld met elkaar in conflict zijn, wordt het interessanter, soms zelfs komisch. Als iemand diezelfde zin zegt en je ziet iemand een paraplu opsteken, roept dat een vraag op.
Taal
Toch blijft ook taal belangrijk. Zeker in een steeds visueler wordende maatschappij. Alle onderwerpen en problemen worden gereduceerd tot snelle plaatjes en dat maakt het ook steeds gemakkelijker misleidende informatie door te geven. Dat beelden je nog gemakkelijker op het verkeerde been kunnen zetten dan taal, en je onbewust beïnvloeden, blijkt wel uit het vele fake news dat overal opduikt. Dat fenomeen is niets nieuws, propaganda en misleiding is van alle tijden. Maar door gemakkelijk te manipuleren beeldmateriaal valt het steeds minder op, omdat de hersenen beelden sneller en onbewust verwerken. Als een Amerikaanse journaliste een verhaal schrijft over de Nederlanders die op de schaats naar het werk gaan, dan krijg je argwaan, want je krijgt de tijd om na te denken. Waar werken die Nederlanders dan, dat ze er op de schaats heengaan? De grachten bevriezen toch maar eens in de tien jaar? Maar wanneer je die journaliste op de TV, op een bevroren Amsterdamse gracht ziet staan, waar mensen schaatsen, neem je aan dat de journaliste het wel onderzocht zal hebben. Dat het een actrice is, die doet alsof ze een Amerikaanse journaliste is, komt niet in je op, want we zien immers de beelden – dus moet het waar zijn. Kleine give away: op de microfoon van de ‘verslaggeefster’ stond CNBS in plaats van de bekende televisiezender CNBC.