Ook al worden populaire boeken in Nederland aan de lopende band verfilmd, sommige bewerkingen zie je niet aankomen. De scherpe taalobservaties van Paulien Cornelisse leken onlosmakelijk verbonden met haar columns en voorstellingen. Maar scenarist Tijs van Marle vond in Taal is zeg maar echt mijn ding een zee van inspiratie: “Ik zag een grote verzameling grappige scènes die ik alleen nog maar in een verhaal hoefde te gooien.”
“Omdat ik schrijf, kijk ik graag naar hoe mensen met elkaar omgaan”
Taalobservaties
Van Marle had het idee voor de romantische komedie al in z’n hoofd zitten toen hij afstapte op producent Paul Voorthuysen, voor wie hij eerder de Mees Kees– en Dummie de Mummie-verfilmingen schreef. “Ik wist al dat het moest gaan over een vrouw die gelukkig wil worden, maar daarbij in de weg wordt gezeten door haar eigen taalobservaties. Een beetje zoals Woody Allen in Annie Hall, met die scène waarin hij zich zo ergert aan de man die achter hem in de rij over een boek staat te praten.”
In Taal is zeg maar echt mijn ding verbaast journaliste Anne zich onophoudelijk over de manier waarop mensen met elkaar praten, of ze nu zelf in een gesprek betrokken wordt of iets geks in de metro opvangt. Deels hoe Van Marle zelf ook in elkaar zit. “Omdat ik schrijf, kijk ik graag naar hoe mensen met elkaar omgaan”, legt de scenarist uit. “Aan de manier waarop ze met elkaar praten, kun je horen hoe hun relatie in elkaar zit. Dat pik je op zodat je het in je drama toe kunt passen. Je wil iets vertellen zonder het letterlijk te vertellen. Daarom sloeg dat boekje van Paulien ook zo goed bij me aan. Mensen vertellen vaak onbewust iets anders dan ze bedoelen, maar intussen zit daar wel iets achter. Bijvoorbeeld ‘ik hou van je’, of ‘ik wil hier zo snel mogelijk weg’, alleen dan niet letterlijk.”
Dankbaar publiek
Van Marle stopte een aantal van z’n eigen observaties in de film, “maar het leukst is natuurlijk om Pauliens boekje over te nemen. Dat beloof je toch ook met zo’n film. Hoewel je niet zomaar alles erin kunt gooien. Dan wordt het saai. Dus bedacht ik de structuur van een journaliste bij een glossy-magazine die een ander leven wil. Voor haar werk komt ze dan allerlei types tegen die hele specifieke dingen uit de columns kunnen zeggen. Haar broer en zus en haar dementerende vader laten weer andere elementen uit het boek zien. Op die manier wilde ik een universum maken waar al die verschillende mensen konden binnenlopen.”
Van meet af aan stond daarbij vast dat er een vrouw centraal moest komen te staan. “Zeurende mannen zijn best wel saai”, legt de scenarist met een lach uit. “Het is ook heel moeilijk om een film voor mannen te maken. Die willen vaak alleen maar voetbal of Amerikaanse actiefilms. Dat kunnen we niet maken. Daarom schrijf ik ook het liefst alleen voor vrouwen en kinderen. Een veel prettiger, dankbaarder publiek.”
Financieren
“Artistieker werk vind ik ingewikkelder”, vertelt Van Marle, doelend op onder meer het jeugddrama Bouwdorp. “De reden om die film te maken was omdat ik er samen met de regisseuse en producent enthousiast over was. Met dat soort eigen projecten is het een stuk moeilijker om het Filmfonds te overtuigen. Je moet daar echt opvallen om ertussen te komen. Een film als Taal of de vierde Mees Kees is simpelweg realistischer te financieren, omdat daar een duidelijk publiek voor is.”
Hoewel ook dat nu lastiger begint te worden, weet de scenarioschrijver. “Eerst was het zo dat het subsidiebedrag dat je terug kon betalen aan het Filmfonds meteen gereserveerd werd voor je volgende project. Bij de eerste Mees Kees kon alles worden terugbetaald, dus vroeg de producent mij voor deel twee, enzovoort. Door dat systeem heb ik de afgelopen jaren veel films kunnen maken, zonder inhoudelijke inmenging van het Filmfonds. Maar dat wordt nu veranderd. Wat er voor terugkomt is nog niet helemaal duidelijk.”
Toekomst
Toch prijst Van Marle zich gelukkig dat hij inmiddels vijftien jaar in het vak zit. “Ik kwam in 2002 van de Filmacademie en stapte meteen overal op af. Ik deed aan wedstrijden mee, belde iedereen op, vroeg subsidies aan. Ik probeerde me meteen overal tussen te zetten. Heel veel medestudenten deden dat minder en hebben nu ook minder werk. Maar tegenwoordig wordt het steeds moeilijker voor studenten die net van de Filmacademie komen. Er zijn meer schrijfopleidingen, meer mensen die het vak in willen. Tegelijkertijd wordt subsidiegeld schaarser, dus vallen keuzes eerder op ervaren mensen. Moeilijk om tussen te komen. En dat is jammer voor nieuw talent.”
Gelukkig kan Tijs van Marle nog naar hartenlust positieve publieksfilms tikken. Zo werkt hij inmiddels opnieuw met Taal-regisseuse Barbara Bredero aan een komedie voor volwassenen. Met zijn scenario voor het op feiten gebaseerde vluchtelingendrama Rafaël, waarvan de opnames inmiddels zijn afgerond, gooide hij het over een serieuzere boeg. Hoewel ook dat liefdesverhaal geen kommer en kwel moest worden. “We willen inzoomen op een klein stukje positiviteit. Laten zien dat er naast alle ellende ook nog hoop en liefde bestaat. Misschien dat het helpt om ons allemaal wat minder angstig te laten voelen.”