De ban van YouTube op de historische film Redbad deed een hoop stof opwaaien in Nederland. Waarom bepalen Amerikanen wat wel of niet aanstootgevend is voor het Nederlandse publiek. De makers zagen geen kwaad in de film met het verzet tegen het christendom als belangrijk thema. Lang niet overal ter wereld zijn makers zo vrij als hier in Nederland. Dat doet de vraag rijzen, bestaan er überhaupt grenzen in ons filmland?
Lezen we het artikel over artistieke vrijheid in de wereld dan hebben we weinig om over te klagen. Zo kon producent Reinier Selen met acting-coach Elisabeth Hesemans voor homo-drama Rafiki gewoon naar Cannes, draait The death of Stalin momenteel overal in Nederland en steekt het historische epos Redbad – nu in de bioscoop– de donkere fundamenten van het Christendom niet onder stoelen of banken. Toch wordt in ons land ook niet zomaar alles uitgebracht. Kijk bijvoorbeeld naar Geert Wilders’ Fitna, of de recentere discussie rondom de documentaire over Jesse Klaver. Bestaan er hier grenzen? Waar moet je als maker rekening mee houden? We checkten het bij verschillende professionals.
'Kwaliteit staat voorop'
Anne van der Pol, sales manager bij distributeur Cinéart:
“Er bestaan films die in bepaalde landen politiek gevoelig liggen maar hier in Nederland gewoon vertoond kunnen worden. Hoewel je er sommige mensen mee tegen het zere been kunt schoppen. Denk aan een Israëlische film die reacties vanuit de pro-Palestina-hoek zou kunnen oproepen.Bij Cinéart hebben we dat nog niet meegemaakt, maar stevigere films met bijvoorbeeld expliciete seks zitten wel degelijk in onze collectie. Mogelijke controverse is daarbij geen reden om een film wel of niet uit te brengen. Kwaliteit staat voorop, en er kan enorm veel in Nederland. Eigenlijk heb ik zelden meegemaakt dat bioscopen het te ver vinden gaan. Bij Love van Gaspar Noé haakten sommige theaters af, vooral omdat ze dachten dat hun publiek er niet op zat te wachten. En we hebben wat opmerkingen gehad over de lange seksscènes in La vie d’Adèle, maar die werd uiteindelijk ook overal gedraaid.”
“Nee, ik heb nog nooit meegemaakt dat theaters en masse iets te erg vonden om te draaien. In commerciële films kan er naar mijn mening wel meer dan in arthouse. Het publiek bij een actie- of horrorfilm trekt extreem geweld bijvoorbeeld beter, vindt het misschien zelfs leuk. De doelgroep in filmtheaters is anders, die zit daar absoluut niet op te wachten. Toch proberen wij ons publiek wel voor andere dingen te interesseren. Soms weten we dat er niet heel veel bezoekers zullen komen maar vinden we het zo’n goede film dat we hem toch aankopen en uitbrengen. Kijk bijvoorbeeld naar La región salvaje van Amat Escalante. Een film waar best wat geschokte reacties op kwamen, maar ook hele bijzondere cinema. Een aantal theaters vond het net te heftig. Niet per se in negatieve zin, maar ze schatten in dat er niemand op af zou komen. De markt wijst uiteindelijk uit wat wel en niet kan. Je kunt wel proberen om een film in honderd kopieën uit te brengen, maar als het publiek niet komt kijken, houdt het op.”
'Vrijheid is groot'
Jonathan Mees, communicatiemanager bij het Nederlands Filmfonds:
“In principe kan alles bij ons ingediend worden, maar aanvragen voor bijvoorbeeld pornografische films, voorlichtingsfilms of reclamefilms worden niet ondersteund. Een mogelijk pornografisch element binnen een verhaal betekent intussen niet dat het Filmfonds de stekker er meteen uit trekt. Wij zijn ons bewust dat de vrijheid om bepaalde onderwerpen te verfilmen in Nederland groter is dan in andere landen. Dat zien wij ook terug in de aanvragen. Internationale films als Rafiki, Donbass en Girl of Nederlandse (kinder)films als Kauwboy, Knetter en Cobain zouden vanwege de doelgroepen, thematiek en manier van storytelling lang niet in alle landen worden ondersteund en uitgebracht.”
“Wel hebben we altijd te maken met een spanningsveld omdat er meer aanvragen zijn dan we kunnen honoreren. Diversiteit en kwaliteit staan voorop in de selectie door het Fonds en de toegevoegde culturele waarde op het filmaanbod in Nederland”.
'We zijn eigenlijk achteruitgegaan'
Klaas de Jong, producent van o.a. Redbad en Michiel de Ruyter:
“Bij de godsdienstwaanzin in Redbad trekken mensen paralellen naar de actualiteit rondom IS-strijders, terwijl het scenario al uit 2005 komt. Tien jaar geleden zou hij waarschijnlijk heel anders zijn bekeken. De tijdsgeest verandert. Over een langere periode zie je dat ook. We kijken niet meer hetzelfde als dertig jaar geleden, zijn niet veel meer gewend. Je kunt wel zeggen dat we volledig vrij zijn en nergens begrensd worden, maar intussen bepaalt onze eigen huidige cultuur heel veel. Seks in film is veel minder geworden sinds de jaren 70 en 80. In dat opzicht zijn we dus eigenlijk achteruitgegaan.”
“Toch kan ik niet zeggen dat ik belemmeringen tegen kom. Alles mag hier. Wel moet je iemand vinden die je film wil betalen. Fondsen bepalen waar hun geld heen gaat, en daarmee dus ook deels wat er gemaakt kan worden. Er zijn genoeg mensen die daar niet zo blij mee zijn, maar je moet toch een manier hebben om het geld te verdelen. Redbad heeft vanuit verschillende hoeken veel geld gekregen, ondanks het feit dat de kerstening geen gemakkelijk onderwerp is. Controversieel vind ik het verhaal niet, je kunt het in alle geschiedenisboeken terugvinden. Het feit dat sommige Christenen ontkennen dat het überhaupt gebeurd is: dat is wel controversieel.”
“Daar zitten verder geen publicitaire of commerciële gedachtes achter. We vonden het een interessant onderwerp en dat is ook de enige manier waarop een film kan werken. Zodra je probeert te beredeneren hoe je succes moet krijgen en je beslissingen laat leiden door commerciële gedachtes, wordt het niks. Roel Reiné en ik hebben de mazzel dat we een smaak hebben die overeenkomt met een groot publiek.”