“Het idee dat je een steentje bijdraagt aan alle mooie films.”

Met de lancering van het Producers Lab eind deze maand, vroegen we verschillende (oud-)producenten naar hun visie op filmmaken. En uiteraard op Limburg.

Geplaatst op 2 maart 2019

Reinier Selen maakte met Rinkel Film onder meer Van God Los en Oorlogsgeheimen. Max Eggink studeerde in 2018 af aan de Filmacademie en produceert nu commercials bij Wolfstreet. Joost Seelen boekte verschillende documentaire-successen en werkt tegenwoordig als creatief filmadviseur. En Guido Coppis maakte volledig zelfstandig uiteenlopende fictiefilms en werkt momenteel aan zijn eerste bioscoopdrama.

“Het idee dat je een steentje bijdraagt aan alle mooie films, dat ze misschien zelfs beter worden door jouw bijdrage, is heel interessant.”

Wat is de eerste stap die je zet als je met een project aan de slag wil?

Max: Alles begint met een goed idee of scenario, vanuit daar ga je bijvoorbeeld zoeken naar een budget. In het geval van een commercial, is er vaak een klant die met een idee bij ons komt. Vanuit daar bedenken we welke regisseur erbij zou kunnen passen. Bij een speelfilm probeer je veel in gesprek te blijven met regisseurs en scenaristen. Dan gooi je zelf ook wat vaker nog een idee op om te kijken wat je samen wil ontwikkelen. Het verschilt heel erg per project.

Guido: Ik vind het altijd belangrijk dat de visie van een film 100% vaststaat. Natuurlijk pas je tijdens het proces altijd wel dingen aan, maar het uitgangspunt moet zijn dat je overal achterstaat. Dan kun je met een plan je crew om je heen gaan verzamelen. Eerst de heads of department, vervolgens uitbouwen naar een cast. Daarna kijk ik pas naar locaties en apparatuur. Eerst dus de mensen, dan pas de materiële zaken.

Joost: In de eerste plaats kijk je of het filmplan iets met je doet en of het plan haalbaar is, qua financiering en regie. De volgende stap is dan om met de regisseur te praten en kijken of het persoonlijk klikt. Ik ging dan altijd uitgebreid samenzitten, om alle kritiek en vragen meteen op tafel te leggen. Zo kun je beide aftasten welke creatieve speelruimte je hebt.

Reinier: De eerste stap verschilt per keer. Bij een boekverfilming wil je bijvoorbeeld eerst de rechten optioneren. En als het idee van een maker zelf komt, wil je de synopsis en treatment ontwikkelen. Het kan dan ook zo zijn dat het idee wel goed is maar dat het nog doorontwikkeld moet worden tot je echt in productie kunt gaan. Ik vind het daarbij interessant om met zowel ervaren als minder ervaren makers aan de slag te kunnen gaan.

Het productieproces bestaat uit veel verschillende facetten. Waar heb je zelf het meeste plezier in?

Joost: Ik had als producent altijd het meeste plezier in het creatieve pingpongen met de regisseur. Daarom doe ik dat nu ook nog steeds. Het idee dat je een steentje bijdraagt aan alle mooie films, dat ze misschien zelfs beter worden door jouw bijdrage, is heel interessant.

Max: Ik vind de draaidagen altijd fantastisch om bij te zijn. Dat eerste moment waarop alles wat je maandenlang minutieus hebt uitgedacht eindelijk bij elkaar komt. En het moment dat de eerste montage er ligt en je voor het eerst alle beelden bij elkaar ziet. Dat is ook zo’n moment waarop je ineens weer ziet waar je het voor doet. Daar geniet ik ontzettend van.

Reinier: De afgelopen jaren heb ik het meeste plezier gehad in het proces tot aan het draaien, dus de creatieve ontwikkeling en de financiering. En in de editing later. Het draaien zelf voelde als een soort noodzakelijk kwaad. Dat kwam ook door het soort project: in de financiering van Rafaël is heel veel energie gaan zitten. De creative producer begeleidde regisseur Ben Sombogaart intensief tijdens de opnames. Nu ben ik bezig met Buiten is het Feest, naar het boek van Arthur Japin. Ik verheug me er echt op om me daar wel weer met het draaien te bezig te houden.

Guido: Ik heb het meeste plezier in de voorfase, waarin je mensen om je heen verzamelt. Om ze mee te nemen in m’n eigen enthousiasme. Uit de afrondingsfase haal ik misschien wat minder plezier, maar intussen vind ik ook dat geen vervelend werk. Geen enkel aspect van filmmaken is saai.

Wat is het grootste obstakel dat je als producent hebt moeten overwinnen?

Max: Tijd en geld, haha. Elke keer weer. Je hebt nooit genoeg tijd en altijd grotere ambities dan je budget toelaat. Het gaat er dan steeds om dat je een goede balans vindt ten opzichte van het creatieve proces.

Reinier: Bij geen enkel project is het obstakel hetzelfde. Wat ik wel heel fijn vind, is dat ik inmiddels genoeg ervaring heb dat ik eigenlijk nergens meer van schrik. Vroeger had ik nog wel eens stress als een belangrijke locatie bijvoorbeeld niet doorging, of als er een conflict was met financiers of omroepen. Nu kan ik daar beter op anticiperen. Bij iedere productie kom je wel valkuilen tegen.

Joost: Een heel groot obstakel komt voor als je niet denkt vanuit wat je zelf wil maken, maar vanuit wat bijvoorbeeld het publiek of een omroep graag wil zien. Voor een deel zal dat voortkomen uit angst of onzekerheid. Het kan heel moeilijk te zijn om je vast te houden aan je eigen weg. Een goede producent helpt een maker daarbij.

Guido: Ik zie de film zelf als het grootste obstakel. Klinkt misschien een beetje stom, maar ik heb niet het gevoel dat er één ding speciaal ingewikkelder is. Ik heb veel zonder budget gewerkt en dan is eigenlijk alles ingewikkeld. Elke fase is dan weer een uitdaging om te overwinnen.

Wat maakt Limburg tot een interessante filmomgeving?

Joost: Er is een andere cultuur, een andere mentaliteit. Dat heeft zowel voor- als nadelen, maar het kan in ieder geval interessante dingen opleveren. In het mijngebied wonen al generaties lang ontzettend veel immigranten, waardoor de bevolking heel gemixt is. Elk gebied heeft z’n eigen kenmerken die interessant zijn om films in- en over te maken.

Guido: Het is een regio die nog wel eens vergeten wordt. Esthetisch is het uniek, het ziet er heel bijzonder uit. En eigenlijk is het ook heel mooi dat er nog geen echt filmklimaat is. Je bent als het ware met een kleine groep makers opnieuw het wiel aan het uitvinden. Ik heb tot nu toe alles in Limburg gedraaid en dat wil ik ook graag zo houden. De speelfilm waar ik nu aan werk, wordt ook helemaal hier opgenomen.

Max: Ik zou heel graag een keer in Limburg willen draaien. Het is een gebied dat je nog te weinig terugziet in films en commercials. Voor commercials zoek je naar de mooie plekken in het land, dus je komt op veel verschillende locaties. De Randstad is natuurlijk makkelijk voor veel Amsterdamse productiehuizen, maar er is zoveel meer dan dat.

Reinier: Het is een supermooie omgeving. Heel gevarieerd, zeker als je in een cirkel van veertig kilometer rond Roermond kijkt. Je hebt drie verschillende landen, industrieel gebied, kleine dorpjes, grote steden. En mensen vinden het nog leuk als je daar komt draaien, gemeentes werken makkelijker mee. Dat komt ook juist door CineSud. De film commissioner zorgt er altijd voor dat aanvragen voor draaidagen op de juiste manier terechtkomt bij gemeentes. En vergeet ook niet dat je zo’n twaalf regionale en nationale filmfondsen hebt om mee te werken. Als je daar slim mee omgaat, is er in potentie veel financiering aanwezig. Voor Playboy Priest gaan we minimaal acht dagen draaien in Limburg.

Hoe ziet ons filmklimaat er over twintig jaar uit?

Max: Op het gebied van commercials zie je dat er steeds meer aparte content komt voor Instagram of Snapchat. De productie neemt steeds verder toe. Op streamingplatformen verschijnen ook steeds vaker films en series die speciaal daarvoor gemaakt zijn. Ik denk dat dat de hoofdmoot gaat worden, in plaats van televisie.

Reinier: Ik zie gelukkig een trend dat makers steeds meer uit zichzelf verhalen ontwikkelen die internationaal georiënteerd zijn én dat ze minder worden afgeremd door fondsen of omroepen. Een film als Dirty God, die in Nederland gefinancierd is maar volledig in Engeland is opgenomen, was vijf jaar geleden niet gelukt. Ook een hele fijne trend is dat de NPO steeds meer open staat voor uitdagender, gelaagd tv-drama. Onze serie Keizersvrouwen, die eind van het jaar op tv verschijnt, is daarmee ook interessanter voor buitenlandse aanbieders als Amazon, Netflix en Hulu.

Joost: Een van de grote veranderingen die in het documentaireklimaat heb opgemerkt, is dat de aandacht in de loop der jaren is verschoven van het verre buitenland naar onderwerpen in eigen land. Het zou kunnen dat dat over twintig jaar weer is omgedraaid, dat weet je natuurlijk niet. Mijn inschatting is in ieder geval wel dat er steeds meer documentaireseries gemaakt gaan worden. De omroepen willen dat meer. Tegelijkertijd zal het speelveld voor makers dankzij Ziggo of Netflix breder worden.

Guido: Er zit heel veel potentie in Nederland. Veel jonge, creatieve mensen. Ik heb het idee dat die steeds meer hun ideeën kunnen verwezenlijken. Voor Limburg geldt denk ik hetzelfde, maar daarvoor hoop ik ook dat we met z’n allen de handen meer ineen kunnen gaan slaan. Soms lijkt er nog wat verdeeldheid onder filmmakers te zitten. Ik hoop dat we in de komende jaren samen een heldere richting ontdekken waarmee we het filmklimaat in Limburg nog beter kunnen krijgen.