Anon Banken (26) is geboren in Haarlem, en heeft het grootste gedeelte van zijn jeugd doorgebracht in Schalkwijk. Op dit moment is hij bezig met afstuderen aan de Willem de Kooning academie. Tijdens zijn studie heeft hij zich voornamelijk ontwikkeld als schrijver en regisseur. Zijn afstudeerfilm gaat over armoede in Nederland en huiselijk geweld, en is geïnspireerd door de dingen die hij heeft meegemaakt toen hij jong was.
“Ik denk dat het tijd wordt dat we onze kijk op de Nederlandse filmindustrie serieuzer gaan nemen.”
Waar geniet jij keer op keer van bij jouw vak? En waarom?
“Alle films die ik tot nu toe geregisseerd heb zijn ook door mij geschreven. Meestal zit ik dan heel lang in mijn eentje na te denken over wat ik wil vertellen. Het schrijven van een verhaal is eigenlijk een heel eenzaam proces, misschien zelfs een beetje depressief. Maar wanneer ik dan uiteindelijk op set sta als regisseur en ik zie hoe een verhaal of een scene, die tot dan toe alleen nog maar in mijn hoofd heeft bestaan, tot werkelijkheid word gemaakt door alle acteurs en crew dan geniet ik als een soort van vader die zijn kind volwassen ziet worden. Er is niks zo speciaal als die energie die ontstaat wanneer iedereen op set daadwerkelijk de film aan het maken is.”
Kun je iets vertellen over waar je nu mee bezig bent?
“Op dit moment werk ik aan mijn afstudeerfilm. Het wordt een korte film van ongeveer 25 minuten over armoede en huiselijk geweld en het is mijn meest ambitieuze project tot nu toe. De film heet: “Veevoer” en in het verhaal volgen we vier kansarme jongeren die noodgedwongen extreme stappen nemen om zich te kunnen ontworstelen aan hun armoedige thuissituaties. Om deze film te realiseren zijn we op dit moment bezig met een crowdfunding campagne via Cinecrowd. We zijn van plan vijf dagen te draaien en hopen 15.000 euro op te halen met onze campagne.”
Wat is jouw motivatie geweest om dat te doen wat je nu doet?
“Vanaf dat ik zestien was heb ik altijd al geweten dat ik later een regisseur wou worden. In mijn jeugd heb ik veel armoede en huiselijk geweld van dichtbij gezien. In Nederland kom je niet om van de honger en je kan gewoon naar school, maar toch kan je kansarm en ongelukkig leven. Nu ik ouder ben realiseer ik me dat ik als filmmaker in een positie sta waarin ik andere mensen misschien zou kunnen helpen of inspireren via mijn werk. Met de film “Veevoer” hoop ik om de dialoog te openen over deze gevoelige onderwerpen waar helaas nog een taboe op rust.”
Stel je krijgt de kans je ‘jongere ik’ zelf advies te geven, wat zou dat zijn?
“Ik kan enorm goed dingen tot het laatste moment uitstellen en dit heeft mij op elke school waar ik ooit gestudeerd heb in de weg gezeten. Nu ben ik al bijna afgestudeerd maar als ik terug in de tijd kon zou ik mezelf misschien proberen om dit snel af te leren. Ik denk alleen niet datmijn jongere zelf naar me zou luisteren.”
Welke prestatie heeft jou het meest trots gemaakt?
“Ik heb heel veel korte films gemaakt samen met mijn vrienden waar ik mee opgegroeid ben. We proberen altijd om met elke film weer beter te worden. In 2018 deden we mee met het 48 Hour Film Project in Eindhoven waar we toen vier awards hadden gewonnen met onze film “Raging Blood”. Dit voelde voor ons als filmmakers maar ook als vrienden als een enorme prestatie waar ik nog steeds heel trots op ben!”
Wat mis je nog in het Nederlandse filmlandschap?
“Ik vind het ontzettend jammer hoe we in Nederland naar onze eigen filmindustrie kijken. Ik ben op veel film sets geweest en heb daar ongelofelijk veel mensen met talent ontmoet. Maar er heerst in Nederland een sfeer waarin we denken dat er hier geen goede films gemaakt kunnen worden. “Er is niet genoeg geld” of “Onze taal werkt niet voor film” zijn uitspraken die ik vaak hoor en wanneer er dan eindelijk iets gemaakt wordt waar we trots op kunnen zijn geven we het de label: “on-Nederlands goed’. Dat wat voor film dan ook gemaakt kan worden is opzichzelfstaand al een wonder. Ik denk dat het tijd wordt dat we onze kijk op de Nederlandse filmindustrie serieuzer mogen nemen. En wanneer het ons lukt om tegen alle verwachtingen in een hoogwaardige film te maken mag deze en al het talent wat erachter schuilt gevierd worden als typisch Nederlands vakmanschap.”
Wat zouden regionale producties kunnen toevoegen aan de Nederlandse filmwereld?
“Ik heb een tijdje op de set gewerkt van Flikken Maastricht en werd meteen verliefd op deze prachtige stad. Ik voelde dat de Nederlandse cultuur hier enorm sterk leefde. Nergens anders waren mensen zo ongelofelijk gastvrij en vaak ook oprecht blij om ons te zien wanneer we langs kwamen om wat scenes op te nemen. Het zou de filmwereld geen kwaad doen als mensen die mentaliteit in het noorden ook over zouden nemen!”