Nicole van Kilsdonk (1965) is regisseur en scenarioschrijver. Ze studeerde in 1987 af aan de Academie voor de Journalistiek en ging vervolgens naar de Nederlandse Film- en Tv Academie waar ze in 1991 afstudeerde in de richtingen scenario en regie, met de film Post Reykjavik. Haar werk is veelal ‘crossover’: geëngageerde verhalen over de tijd waarin we leven op een toegankelijke manier verteld, waarin spelregie voorop staat. Ze maakt zowel films voor volwassenen als voor kinderen. Vooral de jeugdfilms Patatje Oorlog en Toen mijn vader een struik werd reisden de hele wereld over en wonnen vele prijzen (waaronder de CineKid-Leeuw en de ECFA-prijs en vele andere prijzen).
“Je moet wel doorbijten, maar blijf altijd trouw aan jezelf.”
Wat is jouw motivatie geweest om als regisseuse en scenarioschrijfster te gaan werken?
“Vanaf mijn vroege puberteit heb ik altijd enorm gehouden van films zien op het grote doek. En dat doe ik nog steeds: het helemaal kunnen wegzinken in een andere werkelijkheid, in het donker onder gedompeld zijn in beeld en geluid en mee gesleept worden door verhalen. Of die nu realistisch of bigger than life zijn, als ze je maar meevoeren, door emotie of door de lach. Acteurs zijn hierin voor mij altijd heel belangrijk, dat je ze gelooft, wil redden of wakker schudden. Dit kan natuurlijk ook voor het kleine scherm als het verhaal maar boeit. Voordat ik naar de filmacademie ging, heb ik journalistiek gestudeerd. Ik hou erg van taal, maar verhalen in beeld verteld – met gebruikmaking van alle onderdelen van het medium (beeld, dialoog, geluid, muziek) – raken mij toch meer.”
Wat doe je liever: regisseren of schrijven?
“Ik geloof dat ik toch liever regisseer. Ik hou enorm van het samenwerken op de set. Dingen echt tot leven zien komen, mede door de input van acteurs, die als het goed is nog een laag kunnen toevoegen boven op dat wat er geschreven staat. Vroeger vond ik het gestress op de set een noodzakelijk kwaad, bang om dat wat ik bedacht had niet te kunnen uitvoeren, maar als je open staat voor wat zich aanbiedt, is het juist heel inspirerend. Ik hou ook echt van de samenwerking met de verschillende disciplines en het ‘circus’ bestaan van de set. Schrijven kan soms ook heel magisch zijn, als je in de flow zit, maar is toch eenzamer.”
Wat is het belangrijkste bij de samenwerking met de productie designer?
“Communicatie. In het begin duidelijk maken wat de toon van de film is die je voor ogen hebt zodat de production designer kan interpreteren. Maar vervolgens ook open staan voor de ideeën van de production designer – juist om een toegevoegde waarde te krijgen van iemand die nog meer vanuit beeld werkt. Ik zelf denk iets meer vanuit verhaal dan vanuit echt plaatjes dus dan is het heel belangrijk om de input te horen van de productie designer op zowel de algemene setting als op detailniveau. Ik vind het heel belangrijk dat de production designer zijn team ook aanstuurt om juist de details uit te werken, de dingen die iets zeggen over de personages. Op tijd over de personages praten is voor mij heel belangrijk. Van binnenuit de vormgeving benaderen in paats van van buiten af – althans dat geldt voor mij. Vorm om de vorm vind ik niet zo interessant. Daarin is het dan ook belangrijk dat kleding en art goed samenwerken zodat hoe een personage zich kleedt ook klopt met hoe zijn leven is vormgegeven.”
Wat is de belangrijkste les die je geleerd hebt als filmmaker?
“In algemene zin: doorzetten en tegelijkertijd soms ook geduld hebben/lange adem hebben. En daar de balans in zoeken. Goed voorbereiden en weten wat je wil om vervolgens op de set open te kunnen staan voor de cadeautjes die je krijgt in plaats van je steeds vast te bijten in dat wat je ooit bedacht. Hierdoor kun je het leven er soms uit halen (en de techniek neemt dan de overhand).”
“Specifiek voor regie: Ik heb vooral ook geleerd echt goed te kijken en te luisteren en minder te praten: als ik te lang aan het woord ben, ben ik blijkbaar iets te veel aan het uitleggen wat niet duidelijk is (vooral richting acteurs – dan wordt het onspeelbaar). Goed kijken is essentieel.”
Kan je iets vertellen over je volgende projecten?
“Schrijven, schrijven, schrijven, bedelen, bedelen, bedelen bij de verschillende fondsen en omroepen. Ik ben bezig met twee speelfilms, bij de ene is het scenario af en moeten we de financiering gaan rondkrijgen. Bij de andere film begin ik net met een schrijver aan het treatment… Ook staan er series uit met andere schrijvers, bij de NPO, en zijn we aan het wachten op reactie of we verder mogen. Veelal projecten in de steigers, maar deze ga ik nog niet concreet draaien. Het duurt altijd langer dan je hoopt.”
Wat adviseer je aan andere media- en filmprofessionals?
“Zoek mensen die je vertrouwt met wie je vrij uit kan brainstormen en heb een lange adem. Niet alleen kopiëren wat andere deden, alleen je erdoor laten inspireren. Doe het op je eigen manier – de een heeft een grote mond en gaat met grote stappen, de ander niet, en gaat beetje bij beetje en maakt dan alsnog veel meters. Vind uit wat bij je past maar wees niet lui want dan gaat het niet lukken: je moet wel doorbijten maar trouw zijn aan je zelf anders hou je het op de set ook niet vol.”
Wat ga je doen tijdens het Shorts Lab en waarom is het belangrijk dat er ook in de regio Limburg meer regisseuses en scenarioschrijfsters zijn?
“Samen met production designer Genaro Rosato geef ik een workshop Production Design en praten we over de samenwerking tussen regie en production design. In algemene en praktische zin.”
“Ik denk dat het sowieso goed is dat uit alle regio’s verhalenvertellers komen. Het is goed voor de diversiteit van de verhalen, eigen verhalen van mensen met hun eigen achtergrond, niet alleen Randstedelijk. Vaak geeft een regionale invalshoek ook eigenheid, als het oprecht is. In België zie je daar goede voorbeelden van, dat juist het lokale een film ‘smoel’ geeft. Verhalen moeten wel universeel zijn zodat ook mensen van buiten de regio of buiten Nederland iets kunnen herkennen erin.”