In het kader van de Creative Writing Contest van CineSud schreven makers/schrijvers korte verhalen van maximaal 800 woorden over of zich afspelend op Limburgse (film)locaties. De komende weken publiceren we hier enkele van. Vandaag 'Vervaagd' van Jorrit de Klerk, de winnaar van de contest.
Vervaagd
door Jorrit de Klerk
Ze is op magische wijze ontsnapt aan algoritmes die alle anderen verhullen in een persoonlijk wolkje anonimiteit. Háár gezicht is beangstigend herkenbaar, weerspiegeld in de ruit van een winkel waar ze goedkope telefoononderdelen verkopen, in de Wycker-Brugstraat.
Gehypnotiseerd staar ik op mijn beeldscherm naar haar weerkaatste blik. Ze bestudeert telefoonhoesjes in een cryptische combinatie van triestheid en geluk, die me doet denken aan zoetzure gerechten en klamme zomerregen. Rechtsonder controleer ik de datum. Google Maps vertelt dat deze is genomen in een juli, drie jaar geleden.
Hetzelfde Maastricht, een ander moment.
Het geroezemoes van de mensen in Boekhandel Dominicanen schijnt kilometers ver terwijl ik, zittend aan mijn tafel in de koffiehoek, naar haar staar, op het scherm van mijn MacBook. Ik was bezig met het plotten van de vluchtroute van de moordenaar, voor mijn thrillerdebuut waarmee ik —zeker weten— de Gouden Strop ga winnen. Maar na driehonderddrieëndertig virtuele meters eiste zij mijn aandacht op.
‘Werk door,’ fluister ik binnensmonds.
Maar ik zoom in op de vrouw die drie jaar geleden in de Wycker-Brugstraat door een raam staart, bestudeer voyeuristisch haar lange haren, de blote benen vanonder haar aardbeirode zomerjurk.
Alsjeblieft, denk ik. Doe niet zo belachelijk. Doorzetten. Anders komt die Gouden Strop er nooit. Ik schud mijn hoofd, veeg over het touchpad en draai richting de Sint Servaasbrug, weg van haar en de zoetzure zomerregen. Ik klik en ben tien meter verder in de straat.
En daar staat ze weer, met de rug naar mij, in haar rode jurk vol polkadots.
Ik slik, klik, de Sint Servaasbrug op. Digitaal vervaagde gezichten, overal, als geesten, maar de vrouw met de rode jurk eist alle aandacht op. Ik achtervolg haar, klikkend over brug en Maas, onder de felle drie jaar oude zomerzon, als een tijdreizende stalker.
We bereiken de Maaspromenade, aan het einde van de brug, en plots is de hemel op het scherm grijs en de terrassen leeg. Dikke jassen nemen de plaats in van T-shirts en topjes. Rechtsonder toont Google dat het anderhalf jaar later is; een druilerige novembermiddag.
En de vrouw met de rode jurk is weg.
Natuurlijk, denk ik en slaak een teleurgestelde zucht.
Op het scherm ga ik de brug weer op en de zomer in. Draai rond, naar de plek waar ik haar voor het laatst zag.
Ze is verdwenen.
Iets kils sluipt langs mijn ruggengraat. Snel controleer ik de datum. Het is toch echt die juli, drie jaar eerder. Maar zij ontbreekt, alsof ze is gewist. Ik ren, voor zover dat virtueel mogelijk is, de brug af, terug november in.
Mijn adem stokt.
Want dit keer is ze er wél. Daar, anderhalf jaar geleden, in haar met de herfst contrasterende te blote, rode jurk. Maar het meest verontrustende en wat mijn lijf vult met ijskoud kwik, is dat ze over haar schouder kijkt, de camera in, haar vlijmscherpe ogen door beeldscherm en tijd rechtstreeks duikend in de mijne.
Alsof ze me ziet.
Het liefst wil ik mijn laptop dichtslaan, opspringen. Wegrennen, de boekhandel uit.
Maar het scherm en zij hebben mij gehypnotiseerd. Zelfs al zou ik willen, kan ik niet weg.
Dus klik ik. Verder november in.
Nu zie ik haar weer van achteren, lopend door de straat. Ik volg, ik wil niet, maar moet wel, ik kan niet anders, door jaren geleden genomen foto’s, de vrouw met de rode jurk die alle aandacht opeist in een grijze herfst anderhalf jaar eerder.
Door de Kleine Staat.
De Grote Staat.
Plots verandert weer seizoen en jaar. Nu is het slechts één jaar geleden. Vorige zomer. De Grote Staat vol mensen. Een bandje speelt. De vrouw met de rode jurk loopt voor mij uit. Bijna kan ik die mensen op straat horen, of zijn het degene hier in Dominicanen? Ik klamp mij vast aan de geur van boeken, vlaai en koffie, alles om mijn verstand niet te verliezen.
Als ze de Dominicanerkerkstraat inloopt, bekruipt me het gevoel dat ik ooit had toen mijn oom mij betrapte met zijn sigaretten.
De vrouw met de rode jurk is in maart, dit jaar, als we het Dominicanerplein bereiken. Ze is nu nog slechts vijftig meter, en vier maanden, verderop.
De laatste opname van haar is voor de ingang van Boekhandel Dominicanen, waar ik werk aan de thriller die mij de Gouden Strop zal opleveren.
Ik stap de boekhandel in maar dan is ze verdwenen. Wanhopig draai ik de camera en zie haar, acuut herkenbaar, haar lach zoetzuur en glimmend vochtig van de klamme zomerregen en ik vraag mij af of ze gevaarlijk is of niet.
Maar eigenlijk weet ik het al.
Ik sta op en loop naar buiten.
Het plein is vol mensen, eindelijk herkenbaar.
En zij, natuurlijk, in haar rode jurk met blote benen.
Daar is ze dan, slechts een bloedrode schim. Mijn moordenaar.