Limburgse filmlocaties | Laurens Zautsen - Mimesis

Makers schreven korte verhalen over of zich afspelend op Limburgse filmlocaties.

Geplaatst op 1 september 2020

In het kader van de Creative Writing Contest van CineSud schreven makers/schrijvers korte verhalen van maximaal 800 woorden over of zich afspelend op Limburgse (film)locaties. De komende weken publiceren we hier enkele van. Vandaag 'Mimesis' van Laurens Zautsen.

Mimesis

door Laurens Zautsen

Het papiertje met louter vier woorden zit onder mijn vingertoppen geklemd die tegelijkertijd krampachtig het rammelende stuur vasthouden.

Lichtenberg. Half negen. Sandra.

Ik heb deze woorden vandaag al duizend keer gelezen, maar steeds opnieuw voelt het als de eerste keer. Voor de laatste keer ga ik na of ik op het juiste moment op de juiste plek ben om alles recht te zetten. De miezerregen laat de inkt vervagen.

Mos heeft gulzig bezit genomen van het vervallen openluchttheater. Bij iedere stap die ik zet, doe ik mijn best om niet onderuit te gaan en mijn rug open te scheuren aan de ondergrond die in haar kleur alle grauwheid van de wereld lijkt te dragen.

"Begin maar", hoor ik dan vanuit mijn rechterkant. Ik kijk op. Het lijkt uit het regie-hok te komen, een kubus die boven de tribune uittorent en direct zicht heeft op het podium. Mijn spieren bevriezen, want het was haar stem die de aanwijzing gaf. Een felle spotlight openbaart zich. Het verblindt me terwijl het zijn weg zoekt naar de voorstelling. Wanneer ik langzaam weer contouren begin te zien, tekenen twee gestalten die het podium betreden mijn netvlies.

Het zijn twee meisjes. Een van hen draagt een voetbal in haar handen. Ze beginnen over te spelen. Routinematig rolt de bal heen en weer tussen de twee.

Degene die de bal vaker bij zich houdt, heeft de lichaamsbouw van een rots. Haar haar is ongekamd en vrij nonchalant in een knotje gestopt. Ze heeft brede armen. Sproeten bedekken als willekeurige verfvlekken haar ruwe gezicht. Er zijn verschillen, maar ik weet dat ik naar mezelf kijk.

De ander is, twee druppels water als hoe zij was. Slank, licht. Ze was een veertje die op een dag op het veld neerstreek. Ik zucht. Een kopie van Sandra is al genoeg om weer opnieuw te vallen.

Iedere keer dat ik de bal naar haar speel, kom ik dichterbij. Ik geef haar steeds minder afstand om mijn aanbieding te retourneren. Mijn lippen en huid manoeuvreren zich in haar cirkel van ademruimte. Ik bijt op mijn onderlip. Het licht dimt en er vindt een decorwissel plaats.

We zijn in de kleedkamer en zitten tegenover elkaar op gammele, houten bankjes. Het punt waarop onze verhalen allebei een eigen weg gaan.

Ik kijk naar mezelf op het podium. Ik zit op de achterste rij, maar ik kan nog steeds het beestachtige verlangen in mijn ogen zien, als een kat die in de verte op de loer ligt.

Zij kamt haar haar. Alles in haar lichaam houdt de waan hoog dat ze niet wist wat er speelde. Ik loop naar haar toe en trek de kam uit haar handen.

Ik wil mijn hoofd afwenden, want ik weet hoe zij deze akte invult. Versteend zie ik toe hoe mijn jongere zelf zich op Sandra werpt als een beer op een berg verse zalm. Haar lichte lijf kan geen kant op terwijl mijn handen gretig over haar huid glijden.

Ik schud mijn hoofd en storm via de tribune naar het regie-hok. Via een stenen trap kom ik in een duistere ruimte terecht met Sandra in het midden, omringt door gebarsten ruiten. Ze draait zich om en vanaf het eerste moment dat onze ogen kruisen, is haar verwijt onontkoombaar.

Ik loop in een boog om haar heen en klap in mijn handen. De actrices kijken verwoed op.

"Doe het nog maar een keer", zeg ik.

Opnieuw cirkelen echo's van het verleden om elkaar heen, maar nu onder mijn regie. Deze keer dus niet als een leeuw en gazelle, maar als onrustige paradijsvogels die net pas hun verenkleed gekregen hebben. De affectie ligt niet bij een persoon, maar hangt in de lucht tussen ons beiden, verpakt in minuscule moleculen zuurstof. De bal wordt heen en weer gespeeld. Ik raak haar voet per ongeluk. Zij raakt de mijne. We giechelen.

Sandra staat naast me en schudt woedend haar hoofd. Tranen rollen over haar met wallen bedekte wangen. Het licht dimt. De kleedkamer wordt ingewisseld voor duisternis. Ik stap op haar af, net als toen. Ik druk haar verdriet tegen me aan in de hoop dat het geen lucht meer krijgt en plaats maakt voor bezinning. Minuten gaan voorbij. Haar ademhaling rekt zich uit. Ze legt haar hoofd op mijn schouder en geeft zich over.

Maar dan uit het niets slaat het leunen om in een duw en verlies ik mijn evenwicht. Ze ontsnapt uit mijn armen en voor de laatste keer kruisen onze blikken. Het is afgehandeld.

Mijn lijf wordt door een van de glasloze kozijnen geperst en ik val. Voor een paar seconden word ik omarmd door een wereld zonder ondergrond. Het luchtledige, ook al is het nog zo kort, draagt misschien wel het meest de feiten. Het is de enige plek waar de waarheid over ons echt een podium krijgt.