Limburgse filmlocaties | Sophie van de Pol - De Leeuw is Los

Makers schreven korte verhalen over of zich afspelend op Limburgse filmlocaties.

Geplaatst op 17 augustus 2020

In het kader van de Creative Writing Contest van CineSud schreven makers/schrijvers korte verhalen van maximaal 800 woorden over of zich afspelend op Limburgse (film)locaties. De komende weken publiceren we hier enkele van. Vandaag 'De LEEUW IS LOS' van Sophie van de Pol.

De Leeuw is Los

door Sophie van de Pol

Ik ben eigenlijk nooit boos. Nooit.

Ik zou het wel willen hoor. Het ziet er altijd zo indrukwekkend uit.

Grote rode mensen die maar blijven schreeuwen. Uitpuilende ogen. Spetters vliegen in het rond. En wat zouden ze dan voelen? Daar ben ik wel benieuwd naar.

Maar ik word het nooit. Ik lach altijd mee en ik denk. Als kind al.

"Ze mag zich wel eens laten horen", "Ze is er wel en ze is er niet", "We zijn benieuwd wat er in haar omgaat", "Stil water, maar is er ook diepte?"

Ik heb me weleens verkleed als wolf. Voor carnaval, maar toch. Voelen hoe dat voelde. Iedereen begon direct te lachen toen ze me zagen.

"Jij? Een wolf? Waarom niet Roodkapje zelf?"

Ik lachte weer mee. Auw.

Dus het jaar erop ging ik als leeuw.

Misschien sloeg dat beter aan.

Nu waren mijn voorbereidingen ook echt beter.

Ik was al twee maanden van tevoren begonnen.

Gewoon YouTube-filmpjes kijken enzo. Zien hoe hij loopt. Hoe hij gromt. Hoe zijn vacht beweegt.

Toen ben ik naar de stoffenwinkel gegaan. Alle stoffen geaaid. Stug maar zacht, dat moest het zijn. En haren voor de manen. "Doet u deze maar" heb ik gezegd.

Trots liep ik met mijn witte plastic zakje vol manen en vacht terug naar huis. Dit jaar moest het gaan gebeuren.

Ik ben patronen gaan zoeken. Alle leeuwenpakken waren alleen maar in kindermaten. Dus dat was veel extra rekenen. Alles twee keer zo groot. Het ging ook eerst mis. Toch te klein, de poten kwamen tot mijn knieën. Dus weer terug naar de stoffenwinkel, nog meer vacht en nog meer manen gekocht. Nu twee keer zoveel.

Na vier avonden was 'ie af. Ik was trots. Kon m'n ogen er niet vanaf houden.

Sindsdien trok ik 'm iedere avond aan. Direct uit m'n werk. Deed niet open als er werd aangebeld. Toch alleen maar collectes. Ik had een missie. Ik moest oefenen.

In m'n pak sloop ik, kroop ik en graaide ik door het huis. Ik imiteerde perfect YouTube na. Rechtervoorpoot omhoog, betekende linker achterpoot omhoog. En weer neer. Steeds soepeler en sneller.

Koken was koken niet meer. Koken was een gevecht. Verpakkingen scheurde ik met m'n tanden open. Groente sloeg ik met m'n poten plat.

Ik begon wat te voelen vanbinnen. Iets begon te borrelen. Iets dat ik nog niet kende.

In de spiegel keek een nieuwe blik mij aan. Nog altijd die glimlach. Maar er was iets anders. Iets van een grijns?

Februari kwam dichterbij. De stad kleurde langzaam rood, groen en geel. En ik kroop erop af.

We hadden afgesproken in de Trib. Zoals ieder jaar. Vanuit daar zouden we de cafés afgaan.

Die nacht kon ik niet slapen. M'n entree had ik al honderd keer gemaakt.

Toch werd ik wakker met energie. Manische energie. Dit jaar kregen ze iets nieuws te zien. Iets dat nog nooit werd opgemerkt.

Een half uur later dan afgesproken, keek ik nog even in de spiegel. Ik grijnsde en vertrok van huis. Kruipend en sluipend.

Door m'n straat.

Over de brug.

Over de Maas.

Door de steegjes.

Langs de Onze Lieve Vrouwenkerk.

Over de terrasjes.

Tussen de benen van de fanfares door.

Door de hossende menigtes.

Door de confetti, de plassen kots en bier en platgestampte friet.

Ik bleef kruipen. Perfect als een leeuw.

Kinderen gilden en schreeuwden.

"Kijk mama kijk! Een leeuw!"

Ik gromde.

Dit voelde goed. Heel goed.

Door de Lenculenstraat.

Over de klinkertjes.

Tot de grote zware houten deur van de Trib.

Daar bleef ik wachten. Rustig grommend.

Langzaam duwde ik met mijn poot tegen de deur. Piepend ging deze open. Het gejoel en gehos kwam me tegemoet. Ik kroop naar binnen. Tussen het zand over de vloer. Mijn staart zwiepend achter me aan. De polonaise ging door, maar daar draaide de eerste zich om.

"Hé Simba!"

Nog iemand keek.

"Brul eens!"

En nog iemand.

Trots als een leeuw draaide ik rond.

En nog iemand. En nog iemand. En nog –

Pats! Van m'n hoofd. Verschrikt keek ik op.

Mijn manen. Mijn manen op iemand anders zijn hoofd. Dat klopte niet. Daar gingen ze in de polonaise. Iemand zette de 'Circle of Life' in. Maar dan in het Nederlands.

Ik zag vlekken, zwarte vlekken. Mijn borst bonsde en mijn adem zat hoog. Heel hoog. Ik kreeg de onbedwingbare neiging om…

"Alles ademt en leeeeeeft!"

Een sprong.

Dan gegil. Mensen stoven uiteen. De polonaise loste in een keer op.

Ik proefde bloed. Hmmm. Schudde mijn kop heen en weer. Net als echte leeuwen doen. Zoet hmm. Ik likte mijn lippen af.

Mensen vielen flauw.

Het lapje nek van de manen-afpakker zwiepte tussen mijn tanden.

Ik grijnsde. Ik was boos.